2.2.2 Geavanceerde functies
De applicatieprogramma's maken het mogelijk het algemene functioneren van de producten te configureren. De functies die
betrekking hebben op het geheel van het product zijn de volgende:
■
Handbediening
Met de handbediening kan een product van de bus geïsoleerd worden. In deze stand is het mogelijk lokaal elek van de uitgangen
te forceren.
Deze opdracht heeft de hoogste prioriteit. Er wordt geen enkele andere opdracht aangenomen als de handbediening actief is.
Alleen door een annulering van de handbediening zijn weer andere opdrachten mogelijk. De duur van de handbedining kan
ingesteld worden. De handbediening kan gedeactiveerd worden via de bus KNX.
■
Status indicatie
Het gedrag van de status indicatie voor elke uitgang kan voor het geheel van het product worden ingesteld. De functie status
indicatie draagt de status van elke uitgangschakelcontact over op de bus KNX.
■
Logisch blok
De functie Logica maakt het mogelijk een uitgang te bedienen volgens het resultaat van een logische operatie. Deze heeft de
laagste prioriteit. Het resultaat van de operatie kan op de bus KNX worden uitgezonden en kan direct meerdere uitgangen
bedienen. Er zijn per apparaat 2 logische blokken die tot 4 ingangen hebben beschikbaar.
■
Zelfdiagnose
De functie Diagnose maakt het mogelijk de functioneringstatus van het apparaat via de bus KNX door te geven. Deze informatie
wordt periodiek en/of bij verandering van de status afgegeven.
TYA606E
9
6T 8099-06b