3.5 Zelfdiagnose
Het object Zelfdiagnose maakt het mogelijk de functioneringstatus van het apparaat te signaleren via de bus KNX. Deze
informatie wordt periodiek en/of bij verandering van de status afgegeven.
Het object Zelfdiagnose maakt het, afhankelijk van het gebruikte product en de gebruikte applicatie mogelijk de bestaande
defecten te signaleren. Hiermee kan eveneens de positie van de schakelaar op de voorkant van het product en het nummer van
de betreffende uitgang worden verzonden waarop de defecten betrekking hebben.
Het object Zelfdiagnose is een object 6 byte en is samengesteld zoals hieronder beschreven:
Aantal octets
6 (MSB)
Gebruik
Positie van de
schakelaar
Detail van de octets:
-
Octets 1 tot 4: Komt overeen met foutcodes.
b31 b30 b29 b28 b27 b26 b25 b24 b23 b22 b21 b20 b19 b18 b17 b16 b15 b14 b13 b12 b11 b10 b9
X
X
X
X
X
X
X
N°
Defecten
2
Verkeerde context: De gebruiksinstellingen zijn niet in orde. De standaardinstellingen zijn hersteld.
3
TP-communicatie buiten werking: De communicatie op de bus KNX was niet beschikbaar tijdens de vorige start.
4
Relais van de betreffende uitgang blijft plakken: Het uitgangschakelcontact is mechanisch defect.
5
Overbelasting op de betreffende uitgang: De uitgangstroom die door het uitgangschakelcontact gaat, is te hoog.
7
Minimale overschakeltijd niet gerespecteerd: Het apparaat is voorzien van een overschakelbeperkingsuitrusting op
het uitgangschakelcontact per minuut. Als het aantal schakelingen dat door de gebruiker wordt gevraagd hoger is dan
deze limiet, informeert deze bit de gebruiker dat niet aan zijn verzoek kan worden voldaan.
16
Aantal abnormale nieuwe starts: Deze bit maakt het mogelijk herhaaldlijke starts of opnieuw opstarten na een
inschakeling van een waakhond weer te geven. Fcuntioneel is deze nieuwe start niet altijd zichtbaar voor de
eindgebruiker.
Opmerking: Het gebruik van defectenbit is afhankelijk van het type apparaat dat wordt gebruikt (Uitgang alles of niets, dimmer,
luiken/stores, enz). Sommige zijn hetzelfde voor alle apparaten en andere zijn specifiek voor de applicatie.
-
Octet 5: Komt overeen met het type van de gebruikte applicatie en met het nummer van de uitgang waarop de fout
betrekking heeft.
b7
b6
Type applicatie
0 = Niet gedefinieerd
1 = Uitgang alles of niets
2 = Luik/store
3 = Dimmer
Opmerking: Y geeft het maximale aantal uitgangen weer.
-
Octet 6: Positie van de schakelaar.
b7
b6
b5
b4
X
X
X
X
1: 0 = Automatische modus / 1 = Handbediening
Opmerking: De bit met een waardering van x worden niet gebruikt.
* Standaardwaarde
TYA606E
5
Type applicatie
X
X
X
X
X
X
X
b5
b4
b3
Nummer van de uitgang
0 = Defect aan het apparaat
1 = Uitgang 1
2 = Uitgang 2
..........
Y = Uitgang Y
b3
b2
b1
b0
X
X
X
1
Nummer van de
uitgang
X
X
16
X
X
X
X
b2
b1
b0
26
4
3
2
Foutcodes
b8
b7
b6
b5
b4
X
X
X
X
7
X
5
1 (LSB)
b3
b2
b1
b0
4
3
2
X
6T 8099-06b