Om de Headless-mode uit te schakelen, drukt u bovenop
de stuurknuppel voor de Nick- en saltofunctie (zie ook af-
beelding 1, pos. 3).
De zender laat een korte signaaltoon horen om aan te ge-
ven dat de koploze modus is geactiveerd. De LED-lamp-
jes op de quadrocopter knipperen langzaam en geven aan
dat de quadrocopter in de Headless-modus vliegt.
Om de Headless-modus opnieuw uit te schakelen, druk
nogmaals bovenop het stuurwiel voor de Nick- en sal-
tofunctie.
De zender laat een korte pieptoon horen en het LED-lamp-
je in de quadrocopter brandt opnieuw continu.
De quadrocopter vliegt nu weer in de normale modus.
14. Kalibratie van de positiesensoren
Als de quadcopter niet rustig op zijn plaats blijft zweven, maar voortdurend in één richting vliegt, kan dat met de trim
worden gecorrigeerd. Indien de trim echter ver moet worden afgesteld, kan het nodig zijn om de positiesensoren in
het model opnieuw te kalibreren.
Ga daarbij als volgt te werk:
Plaats vervolgens de kant-en-klare quadrocopter op een stabiele, vlakke ondergrond. De rotoren mogen niet in bewe-
ging zijn en de afstelling van de pitch- en saltofunctie moet zich in de middenpos. bevinden.
Beweeg nu de stuurknuppel voor de Nick- en saltofunctie
(zie ook afbeelding 1, pos. 3) in de voorste positie.
Als een teken dat de kalibratie wordt uitgevoerd, beginnen
de LED-lampjes in de quadrocopter te knipperen.
De stuurknuppel kan nu worden teruggezet naar de mid-
delste positie.
Als de kalibratie na ca. 2 seconden is voltooid, zullen de
LED-lampjes van de quadrocopter weer continu branden.
Controleer met een testvlucht of de quadrocopter nog
steeds de sterke tendens vertoont om in een bepaalde
richting te vliegen. Minimale afwijkingen kunnen met de
trim worden gecompenseerd.
Indien nodig, de kalibratie van de positiesensoren herhalen.
24
Afbeelding 17
Afbeelding 18