1. Het condensreservoir verwijderen.
2. Schuif het ene uiteinde van de slang op de aansluiting voor
de condensafvoerslang (6).
3. Plaats het condensreservoir weer in het apparaat. Zorg
hierbij dat de condensafvoerslang niet wegglijdt of van de
aansluiting wordt getrokken.
NL
4. Het andere uiteinde van de slang met verval naar een
geschikte afvoer (bijv. afvoerputje) of een voldoende groot
opvangreservoir leiden. Zorg dat de slang niet wordt
geknikt en niet omhoog mag worden geleid.
5. Verwijder de slang als het condens weer moet worden
opgevangen via het condensreservoir. Laat de slang voor
het opslaan drogen.
Automatisch ontdooien
Bij lage omgevingstemperaturen kan de verdamper tijdens het
ontvochtigen bevriezen. Het apparaat zal dan een automatische
ontdooiing uitvoeren. Tijdens de ontdooifase wordt de
ontvochtiging kort onderbroken. De ventilator blijft draaien. De
duur van het ontdooien kan variëren. Schakel het apparaat
tijdens het automatisch ontdooien niet uit. Haal de netstekker
niet uit de contactdoos.
Tijdens een automatisch ontdooiing brandt de led (18).
luchtontvochtiger TTK 27 HEPA / TTK 64 HEPA
11