Ontruimingssignaalgevers handmatig starten
Als u de signaalgevers in een enkele ontruimingszone wilt starten, druk dan op
de knop Starten/stoppen van de overeenkomende ontruimingszone en
vervolgens op de knop Bevestigen.
Als u de signaalgevers in een alle ontruimingszone wilt starten, druk dan op de
knop Starten/stoppen voor alle ontruimingszones en vervolgens op de knop
Bevestigen.
Een continu brandende indicatie-LED Ontruimingsalarm geeft aan dat de
signaalgevers zijn geactiveerd (geluid klinkt). Een knipperend indicatie-LED
Ontruimingsalarm geeft aan dat een geconfigureerde vertraging aan het aftellen
is en dat de signaalgevers geactiveerd worden wanneer de tijd afloopt.
Opmerking: Alleen ontruimingscentrales. Deze functie is onderhevig aan vorige
configuratie door uw installatie- of onderhoudsaannemer en de werkingen die bij
instelbare knoppen en LED's horen kunnen verschillen van die werkingen die
hier beschreven zijn.
Ontruimingssignaalgevers handmatig stoppen
Als u de signaalgevers in een enkele ontruimingszone wilt stoppen, druk dan op
de knop Starten/stoppen van de overeenkomende ontruimingszone en
vervolgens op de knop Bevestigen.
Als u de signaalgevers in een alle ontruimingszone wilt stoppen, druk dan op de
knop Starten/stoppen voor alle ontruimingszones en vervolgens op de knop
Bevestigen.
Opmerking:
Alleen ontruimingscentrales. Deze functie is onderhevig aan vorige
configuratie door uw installatie- of onderhoudsaannemer en de werkingen die bij
instelbare knoppen en LED's horen kunnen verschillen van die werkingen die
hier beschreven zijn.
Eerder geconfigureerde signaalgever, doormelding en doormeldvertraging
in- of uitschakelen
Om een eerder geconfigureerde signaalgever, doormelding en
doormeldvertraging in of uit te schakelen, drukt u op de overeenkomende knop
voor de signaalgever, doormelding of doormeldvertraging. Druk de knop nog een
keer in om de vertraging uit te schakelen.
Opmerking:
De beschikbaarheid van deze functie is afhankelijk van een eerdere
configuratie en de functionaliteit ervan kan per groep verschillen. Neem contact
op met uw installatie- of onderhoudsbedrijf om alle configuratiegegevens voor uw
locatie te bevestigen.
Rapporten weergeven
Als u systeemstatusrapporten voor de centrale en aangesloten melders wilt
weergeven, selecteert u Rapporten in het hoofdmenu. De rapportgegevens voor
dit gebruikersniveau worden onderstaande tabel getoond.
KFP-A Series Bedieningshandleiding
27