Montage- en gebruiksaanwijzing
Belangrijke veiligheidsaanwijzingen voor montage en inbedrijfstelling
Voorzichtig! Veronachtzaming kan tot ernstige verwondingen leiden.
• Neem de veiligheidsaanwijzingen van EN 60335-2-97 in acht. Houd er rekening mee dat deze veiligheidsaanwij-
zingen geen limitatieve opsomming zijn, aangezien de norm niet met alle gevarenbronnen rekening kan houden.
De fabrikant van de aandrijving kan bijvoorbeeld geen rekening houden met de constructie van het aangedreven
product, de werking van de buismotor in de inbouwsituatie of met het aanbrengen van het eindproduct in de
verkeersruimte van de eindgebruiker.
Wend u bij vragen en twijfels aangaande veiligheidsaanwijzingen in de norm tot de fabrikant van het betreffende
deel- of eindproduct.
• Uitsluitend geschoold personeel en in het bijzonder erkende elektriciens mogen werkzaamheden en andere
activiteiten, inclusief onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden, uitvoeren aan de elektrische installaties
en het overige deel van de installatie.
• Bij de werking van elektrische of elektronische installaties en apparaten staan bepaalde bouwelementen, bijv.
voedingseenheid, onder gevaarlijke elektrische spanning. Bij niet gekwalificeerd ingrijpen of veronachtzaming
van de waarschuwingen kunnen lichamelijke letsels of materiële schade ontstaan.
• Voorzichtig bij aanraking van de buismotor, omdat deze door de toegepaste technologie tijdens gebruik warm
wordt.
• Alle geldende normen en voorschriften voor de elektrische installatie moeten gerespecteerd worden.
• Alleen reserveonderdelen, gereedschappen en extra inrichtingen die door de fabrikant van de aandrijving
goedgekeurd zijn, mogen gebruikt worden.
• Door het gebruik van niet goedgekeurde producten van derden of door wijzigingen aan installatie en toebeho-
ren wordt de veiligheid van uzelf en die van anderen in gevaar gebracht.Daarom is het gebruik van niet goed-
gekeurde producten van derden of een niet met ons afgestemde en niet door ons goedgekeurde wijziging niet
toegestaan. Voor schade die hierdoor ontstaat, kunnen wij niet aansprakelijk worden gesteld.
• Stel alle voeding en besturingen die voor de werking niet dringend noodzakelijk zijn, voor de installatie buiten
werking.
• Breng besturingen op zichtafstand van het aangedreven product, maar uit de buurt van bewegende delen, op
een hoogte van meer dan 1,5 m aan.
• Vast gemonteerde besturingen moeten zichtbaar aangebracht worden.
• Zorg voor een voldoende afstand tussen bewegende delen en aangrenzende voorwerpen.
• Nominaal moment en inschakelduur moeten op de eisen van het aangedreven product afgestemd zijn.
• Technische gegevens - Nominaal moment en gebruiksduur vindt u op het typeplaatje van de buismotor.
• Bewegende onderdelen van buismotoren moeten hoger dan 2,5 m van de grond of een ander niveau dat zorgt
voor toegang tot de buismotor, gemonteerd worden.
• Beknellings- en klemplaatsen moeten vermeden of beveiligd worden.
• Bij de installatie van de buismotor moet voor alle polen een scheidingsmogelijkheid van het net worden aange-
bracht met een contactopeningswijdte van ten minste 3 mm per pool (EN 60335).
• Voor een veilig gebruik van de installatie na de inbedrijfstelling moeten de eindposities correct zijn ingesteld/
geprogrammeerd.
• Bij eventuele beschadigingen van de netaansluitleiding mag deze enkel vervangen worden door de fabrikant.
• Gebruik nooit de motorkabel voor het verplaatsen van de buismotor.
• Buismotoren met motorkabel van het type H05VV-F zijn enkel voor binnengebruik toegelaten.
• De verbinding van de buismotor met het aan te drijven element mag enkel met componenten gemaakt worden
die u in de actuele productcatalogus voor mechanisch toebehoren van de fabrikant van de aandrijving vindt.
Deze moeten volgens informatie van de fabrikant worden gemonteerd.
• Bij alle verbindingen die vastgeklikt kunnen worden, en bevestigingsschroeven van de lagers moet worden ge-
controleerd of ze goed vast zitten.
• Als de buismotor wordt gebruikt voor rolluikpantsers/zonweringen in een bereik met speciale aanduiding (bijv.
vluchtwegen, gevarenzones, veiligheidszones), dan moeten de telkens geldende voorschriften en normen wor-
den nageleefd.
4