8
SolarStation
8.1
Werking
2
8.2
Elektrische aansluitingen
Het SolarStation is er voor het tot stand brengen van circulatie in het collectorcircuit en het
zo maximaal mogelijk de zonnewarmte in de zonlichtboiler op te slaan. Dit SolarStation
bestaat uit een modulerende solarpomp, een elektronische regelunit, een vulkraan,
overstortventiel, terugslagklep en manometer.
De solarpomp in het SolarStation wordt modulerend via een PWM signaal aangestuurd
door de elektronische regelunit waarop de sensor van de collector en van het boilervat zijn
aangesloten. Vanaf een temperatuurverschil tussen de collector en het boilervat van 6°C
wordt de solarpomp aangestuurd. Des te groter het temperatuurverschil, des te meer
vloeistof er wordt rondgepompt. Indien het temperatuurverschil kleiner dan 4°C is of het
boilervat zijn maximum temperatuur van 85°C bereikt heeft, zal de solarpomp
uitgeschakeld worden.
Omdat de zonneboiler volgens het drukgevulde principe werkt heeft het SolarStation een
aansluiting voor een expansievat en daarnaast een overstortventiel als extra veiligheid.
1.
Kraan vullen in; (perszijde vulpomp)
2.
Naar collector
3.
Kraan vullen uit; (retour vulpomp)
4.
Van onderste aansluiting boilerspiraal
De installatie moet blijven voldoen aan:
-
NL: Voorschriften voor elektrische apparaten NEN 1010;
-
B: De voorschriften van het Algemene Reglement voor de Elektrische Installaties
(A.R.E.I.);
-
Plaatselijk geldende voorschriften;
-
Het toestel moet worden aangesloten op een geaarde wandcontactdoos.
Deze moet zichtbaar en binnen handbereik geplaatst zijn.
Het toestel voldoet aan de volgende voorschriften:
-
Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EC
-
EMC richtlijn 2004/108/EC
Verder gelden de volgende algemene voorschriften:
-
De bedrading van het toestel moet volgens de huidige regelgeving worden
aangebracht;
-
Alle aansluitingen moeten in de regeleenheid gemaakt te worden.
Steek de stekker van het SolarStation niet in de wandcontactdoos voordat het
systeem gevuld is. Dit ter voorkoming van drooglopen van de pomp.
31