17
|
Installatie van de leidingen
17.1.2 Isolatie van de koelmiddelleidingen
17.2 Koelmiddelleiding aansluiten
17.2.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
60
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale bedrijfsdruk van de unit (zie
"PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
▪
Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
-
met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en 0,052 W/mK
(0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
-
bestand tegen minstens 120°C
▪
Isolatiedikte
Buitendiameter leiding
(Ø
)
p
9,5 mm (3/8")
19,1 mm (3/4")
Ø
Ø
i
i
Ø
Ø
p
p
t
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de relatieve vochtigheid meer dan 80%
bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik zijn om condensatie op
het oppervlak van de isolatie te voorkomen.
INFORMATIE
▪
Voor vloeistofleidingen, gebruik een flareverbinding.
▪
Voor gasleidingen, gebruik de bijgeleverde leiding (accessoire) en bevestig ze
met zeskantbouten en veerrringen (accessoire).
Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪
De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten
▪
De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪
Koelmiddelleiding isoleren
▪
Houd rekening met de richtlijnen voor:
-
Buigen van leidingen
-
Leidinguiteinden optrompen
-
Gebruik van de afsluiters
Binnendiameter isolatie
(Ø
)
i
10~14 mm
20~24 mm
Isolatiedikte (t)
≥13 mm
≥13 mm
FXMA-A
VRV-systeemairconditioner
4P688305-1B – 2022.12