In werking stellen
6.4 Inregelen van de luchthoeveelheid op de
roosters
Zet de ruimtethermostaat 5 ºC hoger dan de omgevingstempera-
tuur.
1. Zet de ventilatieschakelaar, indien gemonteerd, op stand
hoog ventileren, zodat de maximaal ingestelde luchthoeveel-
heid wordt bereikt. Is geen ventilatieschakelaar gemonteerd
maak dan een tijdelijke doorverbinding tussen aansluiting nr.
10 en nr. 11 op de 20-polige connector welke op de schakel-
kast is gemonteerd. Het systeem moet stabiel zijn, voordat
verder kan worden gegaan met inregelen.
2. Controleer de luchthoeveelheid op alle roosters en ventielen
met een luchtflow- of snelheidsmeter of de volgende
formules:
Algemeen geldt: ————————————————— = m/min.
vrije doorlaat rooster x 60
Voor toevoerrooster 57 x 305 geldt: ———- = m/min.
Voor toevoerrooster 102 x 305 geldt: ———- = m/min.
6.5 Overige instellingen
Het is mogelijk meer instellingen in het programma van de bestu-
ringsunit te veranderen, indien daar om een bepaalde reden be-
hoefte toe bestaat. Deze instellingen kunnen slechts gewijzigd
worden na invoeren van de toegangscode.
m
3
/h
m
3
/h
0,72
m
3
/h
1,32
Elan 10
1e druk november 2003
3. Begin het inregelen met de roosters welke de grootste posi-
tieve afwijking vertonen met de gewenste berekende lucht-
hoeveelheid. Herhaal dit voor alle roosters.
4. Controleer als laatste het eerst ingestelde rooster en meet in-
dien er afwijkingen zijn nog eens alle roosters.
5. Blokkeer met de stelschroef de maximaal ingestelde opening
van een rooster, wanneer uit het rooster de gewenste lucht-
hoeveelheid komt.
6. Geef de definitieve klepstanden aan op het kanaal.
7. Verwijder de tijdelijke doorlussing tussen nr 10 en 11 of zet
de ventilatieschakelaar weer op stand 'normaal'.
Waarschuwing:
Omdat veranderingen de goede werking van het toestel kun-
nen verstoren moet bij verandering van de niet beschreven in-
stellingen overleg plaats vinden met Brink.
Hoofdstuk 6
15