KOOKPLAAT
n
In onze verschillende model-
len zijn meerdere kookplaten
van verschillende merken
geïnstalleerd.
In werking stellen:
n
Draai de knop van de gasfles open en ook de kraanver-
grendeling van de kookplaat. Ter hoogte van de kookplaat
draait u de desbetreffende knop van de gesloten positie
(positie 0) naar demaximale positie (grote vlam), u drukt
de knop in en houdt deze ingedrukt om de brander aan te
steken met een lucifer of met een gasaansteker.
Na ongeveer 10 seconden kunt u de knop loslaten, wanneer
de brander brandt. Regel de vlam naar de gewenste grootte.
(op sommige modellen met 3 pitten is de grootste brander
van een andere kleur).
U moet het vuur altijd aansteken zonder dat er een pan op de
brander staat.
OPGELET: de glazen deksels kunnen stukgaan indien ze worden verwarmd.
het gebruik van het koelsysteem op gas tijdens de ritten is verboden. hetzelfde geldt voor de service-stations.
OPGELET: op de modellen met een spoelbak en een ingebouwd kookvlak en als het glazen deksel op het kookvlak en bij de
spoelbak ligt, dient te worden opgemerkt dat het tijdens het gebruik van het kookvlak, wanneer het deksel langs de
kant van de spoelbak. is gesloten, verplicht is een afstand van minimaal 10 mm tussen de kookpot en het deksel bij
de spoelbak te behouden.
De Apparaten
Buiten werking stellen:
n
Draai de knop op de positie stop (0). sluit de kraan van de brander.
storing:
n
Bij storing het apparaat buiten werking stellen en een
specialist raadplegen.
Het is verboden de kookplaat te gebruiken tijdens het
vullen van de gasflessen en ook binnen in de garage.
onderhoud en schoonmaken:
n
Alleen wanneer het apparaat uit staat en afgekoeld is.
Gebruik geen schuurmiddelen, geen bijtende middelen, geen
producten op basis van chloor, geen staalwol en geen messen.
Laat geen basische of zure stoffen (azijn, zout, citroensap)
achter op het oppervlak van het apparaat. U kunt de
roestvrijstalen en geëmailleerde oppervlakken reinigen met
een sopje of neutraal wasmiddel, afspoelen en dan afdrogen.
Gebruik een spons of een schone doek.
Controleer van tijd tot tijd de leidingen voor verbrandingslucht
en reinig ze indien nodig.
Af en toe de luchttoevoer van de brandstof controleren en
eventueel schoonmaken
11