Inhoudsopgave
Advertenties
IV. DE ROLSTOEL GEBRUIKEN EN
P. Wielvergrendelingen
WAARSCHUWING: Banden die niet voldoende of te weinig lucht bevatten, kunnen ervoor
zorgen dat uw wielvergrendelingen niet correct werken. Als de wielvergrendelingen de
rolstoel niet kunnen houden, kan de gebruiker de controle verliezen of vallen met ernstig
letsel of overlijden tot gevolg.
Uw wielvergrendeling aanpassen
OPMERKING: Draai het wielbeslag altijd los en vast door de twee bouten afwisselend en
beetje bij beetje los of vast te draaien. Hiermee voorkomt u dat het beslag te strak wordt
aangespannen waardoor de bevestigingsmiddelen samenbinden en voorkomt u
moeilijkheden bij de verwijdering.
1. Gebruik een 5 mm inbussleutel om een van de schroeven in de klem te draaien tot het soepel
loopt (minder dan één slag).
2. Herhaal stap 1 met de tweede schroeven zodat de klem kan worden aangepast op het
frame.
3. Pas de klem aan langs het frame zodat de wielvergrendeling de band degelijk samendrukt en
het wiel niet kan bewegen. Zie Afb. 15.
4. Schroef de schroeven opnieuw vast.
5. Test de positionering van een nieuwe wielvergrendeling altijd uit op een vlakke ondergrond.
De wielen mogen niet te glijden of bewegen nadat de wielvergrendelingen zijn ingeschakeld.
Als de wielvergrendeling niet correct is gemonteerd, pas hem opnieuw aan. Zie Afb. 16.
Afb. 15
De wielvergrendeling bedienen
1. De bediening van de wielvergrendeling is gebaseerd op de vergrendelstijl waarmee uw stoel
is uitgerust. De wielvergrendelstaaf wordt ingeschakeld naar de band door op de
wielvergrendelingshendel te drukken of eraan te trekken om de wielvergrendelingsstaaf
volledig in te schakelen naar de band.
2. Om de wielvergrendeling uit te schakelen, beweeg in de tegenovergestelde richting.
INSTELLEN
Afb. 16
29
Advertenties
Inhoudsopgave
