Tanken
6.2
Tanken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de machine met
normale brandstof moet worden volgetankt en hoe een
propaancilinder verwijderd/geïnstalleerd moet worden.
WAARSCHUWING
Het niet lezen van de volgende voorzorgsmaatregelen
zou kunnen leiden tot dodelijk of ernstig letsel:
Wees bijzonder voorzichtig tijdens het (bij)tanken
▪
van MEWP's.
Controleer of de motor en alle systemen vóór het
▪
tanken zijn uitgeschakeld.
Tank het MEWP bij in een goed geventileerde
▪
ruimte uit de buurt van open vlammen en andere
ontstekingsbronnen, met de goedkeuring van uw
werkgever en supervisor.
Start nooit een MEWP wanneer u benzine ruikt.
▪
Modellen met benzinemotor:
▪
Gebruik alleen loodvrije benzine met een
octaangehalte van 87 of meer.
Dieselmotormodellen:
▪
gebruik alleen ultralaagzwavelige brandstof.
LPG-brandstof is een gas dat zwaarder is dan
▪
lucht. Het blijft laag hangen. Vlammen of vonken
kunnen brand veroorzaken.
Wanneer u een LPG-cilinder vervangt, controleer
▪
dan alle verbindingen op beschadiging of
ontbrekende onderdelen.
WAARSCHUWING
Controleer op een helling dat het brandstofpeil boven
de helft is om een mogelijke stilstand te voorkomen. .
LET OP
Rook niet in een ruimte waar MEWP's opgeslagen of
bijgetankt worden.
BELANGRIJK
Voordat u het MEWP gebruikt, moet u controleren of er
voldoende brandstof aanwezig is voor het verwachte
gebruik.
6.2-1
Tanken (benzine of diesel)
BELANGRIJK
Gebruik ongelode benzine of ultralaagzwavelige diesel
zoals aangegeven op de brandstoftank.
1. Controleer of de motor en alle systemen zijn
uitgeschakeld en de noodstopknoppen zijn ingedrukt.
2. Open het bedieningscompartiment en verwijder de
brandstofdop.
SJ85AJ
3. Vul voorzichtig de brandstoftank en mors daarbij niet.
4. Draai de brandstofdop vast.
5. Controleer of het brandstofsysteem geen lekkage
vertoont.
6. Veeg gemorste brandstof op.
7. Gooi doeken in een goedgekeurde container.
6.2-2
Propaan
WAARSCHUWING
Neem alle plaatselijke en landelijke voorschriften inzake
het hanteren van propaan in acht.
Verwijderen van een propaancilinder:
1. Zorg ervoor dat de motor en alle systemen zijn
uitgeschakeld en de noodstopknop is ingedrukt.
2. Draai de hoofdklep van de propaancilinder naar
rechts om de brandstoftoevoer naar de motor af te
sluiten.
3. Start de motor en laat hem vanzelf stilvallen. Start
de motor opnieuw om er zeker van te zijn dat de
brandstofleidingen leeg zijn.
4. Koppel de slang los van de lege propaancilinder door
de koppeling los te maken. Draai de koppeling naar
links.
5. Maak de twee riemen van de propaancilinder los door
de metalen beugels omhoog te trekken. Maak de
riemen los van de haken.
6. Verwijder de propaancilinder.
Installeren van een propaancilinder:
1. Zorg ervoor dat de motor en alle systemen zijn
uitgeschakeld en de noodstopknop is ingedrukt.
2. Plaats de propaancilinder op de steun of in het
compartiment.
3. Zorg ervoor dat de metalen pen van de steun of het
compartiment in de rand van de propaancilinder
steekt.
4. Bevestig de riemen van de propaancilinder opnieuw
aan de haken en maak ze goed vast.
5. Bevestig het koppelstuk aan de propaancilinder en
draai het naar rechts om de koppeling vast te maken.
6. Breng zeepwater of een neutraal schoonmaakmiddel
aan op de buisaansluiting en de cilinder.
7. Draai de klep een kwartslag naar links open en
controleer op gaslekkage.
8. Veeg het zeepwater of schoonmaakmiddel na de
controle af.
9. Open de hoofdklep helemaal als er geen lekkage is.
Hoofdstuk 6 – Verdere procedures
208930AHE
67