7.4.2
Onderhoud van der accu.
De startaccu vergt geen bijzonder onderhoud.
Bij het opladen van de accu moeten de in de volgende paragrafen vermelde aanwijzingen in acht genomen worden.
Door een goede reiniging wordt de elektrische isolatie gehandhaafd, wordt de goede werking van de accu bevorderd en dit
komt eveneens ten goede van de levensduur van de accu.
Indien er storingen in de werking optreden die aan de accu te wijten kunnen zijn mag u er niet zelf aan gaan sleutelen maar
moet u de technische servicedienst waarschuwen.
Tijdens de perioden waarin de machine niet gebruikt wordt raken de accu's vanzelf leeg (zelfontlading). Om te voorkomen dat
de goede werking van de accu in gevaar gebracht wordt moet de accu ten minste één keer in de maand opgeladen worden.
Dit moet ook gedaan worden als de metingen van de dichtheid van de elektrolyt hoge waarden uitwijzen.
Om de zelfontlading van de accu's tijdens de perioden waarin de machine niet gebruikt wordt te beperken moet de machine in
ruimtes met een temperatuur onder de 30°C gestald worden.
7.4.3
Opladen van de rijaccu.
De acculader mag alleen aangesloten worden op een elektriciteitsnet, voorzien van alle beveiligingen op basis van de geldende
voorschriften op dit gebied, dat de volgende kenmerken heeft:
Voedingsspanning 100V a 240V
Frequentie 50÷60 Hz
Aarding verbonden.
Thermische magneetbeveiliging en differentieelschakelaar ("aardlekschakelaar")
Bovendien moet het volgende gerespecteerd worden:
Voor de aansluiting van de acculader op het elektriciteitsnet mogen geen langere verlengsnoeren dan 5 meter gebruikt
worden.
Er moet een elektrische kabel met een geschikte doorsnede gebruikt worden (min. 3x2,5 mm2).
Er mogen geen opgerolde kabels gebruikt worden.
De aansluiting op elektriciteitsnetten die niet aan bovengenoemde kenmerken voldoen is VERBODEN.
Als bovengenoemde aanwijzingen niet in acht genomen worden dan kan dit tot een onjuiste werking van de
acculader leiden en dit kan schade tot gevolg hebben die niet gedekt wordt door de garantie.
Voor het gebruik van de acculader moet u de volgende
handelingen uitvoeren:
Druk op de STOP-knop op het platform;
Pak de voedingskabel A uit het dashboardkastje B;
Steek de stekker van het netsnoer in de opladeraansluiting
C;
sluit de acculader met de stekker A op een contactdoos
aan die aan de hierboven vermelde specificaties voldoet
controleer de staat van de aansluiting van de acculader
aan de hand van led D. Indien deze led brandt: aansluiting
uitgevoerden en beginfase opladen. De kleur en de manier
waarop de ledindicatielampjes gaan branden geeft de
laadfase aan (zie de hieronder vermelde tabel). Wanneer
de
batterijlader
machinebesturingssysteem automatisch geblokkeerd.
is
ingeschakeld,
wordt
Gebruik en onderhoud– Serie XP - XLP
HET IS VERBODEN
het
Afb. 32
Pag. 52