7 Storingen
7. Storingen
Storingen kunnen optreden in de volgende componenten:
a) gastoevoer
b) elektrische installatie
c) regel- en veiligheidsvoorzieningen
Stel in geval van storingen direct uw installateur op de hoogte.
De meest voorkomende storingen:
1. De ventilator draait in geen
van de schakelstanden.
2. De ventilator draait wel in de stand
"Branden", maar de gasklep opent niet.
3. De ventilator draait normaal in de
stand "Branden". De gasklep wordt
geopend maar de brander ontsteekt niet.
4. Waakvlam blijft niet branden, valt
steeds weer uit.
Waakvlam brander
Thermokoppel
Mogelijke oorzaken:
a) De spanning is te laag of niet
aanwezig
b) De ventilator is geblokkeerd.
c) De ventilatormotor of de
startcondensator is defect.
d) De Maximaalthermostaat is
uitgeschakeld (reset) of defect.
a) Spoel van het magneetventiel defect.
b) De vaanschakelaar is defect of
vastgelopen.
c) Ventilator maakt te weinig toeren.
d) De aanzuigopening van de ventilator is
niet of slechts gedeeltelijk vrij.
e) Spanning te laag.
a) Waakvlam brandt niet.
b) Gasdruk valt weg, niet goed ingesteld
of leiding zit verstopt.
c) Gasdrukregelaar is defect.
a) Te lage gasdruk.
b) Te hoge gasdruk.
c) Thermokoppel defect of bij het
aansluitpunt vervuild.
d) Luchttoevoeropening inspuiter
vervuild.
Waakvlam inspuiter
Pagina 12