11.
stuurprogramma, dient u het stuurprogramma daarna bij te werken volgens de aanwijzingen voor het
besturingssysteem dat u gebruikt. Als de printer op een netwerk is aangesloten, dient u het
stuurprogramma voor elke cliënt bij te werken.
Bij gebruik van een PCL stuurprogramma
Windows Vista
1.
Klik op Starten
2.
Klik met de rechter muisknop op dit printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3.
Klik op het tabblad Opties en selecteer dan Informatie ophalen van de printer.
4.
Klik op Toepassen, en klik dan op OK.
5.
Sluit de map Printers.
Windows XP/XP x64/Server 2003/Server 2003 x64
1.
Klik op Start
Printers en Faxen.
2.
Klik met de rechter muisknop op dit printer pictogram en selecteer Eigenschappen.
3.
Klik op het Opties tabblad, en selecteer dan Gebruik de informatie uit de printer.
4.
Klik op Toepassen, en klik dan op OK.
5.
Sluit het Printers en Faxen dialoogkader.
Windows 2000/NT 4.0
1.
Klik op Start
Instellingen
2.
Klik met de rechter muisknop op dit printer pictogram en selecteer Eigenschappen.
3.
Klik op het Opties tabblad, en selecteer dan Gebruik de informatie uit de printer.
4.
Klik op Toepassen, en klik dan op OK.
5.
Sluit het Printers dialoogkader.
Als de printer-informatie niet automatisch wordt bijgewerkt wanneer u klikt op Gebruik de informatie uit de
printer, gaat u als volgt te werk:
1.
Klik op het Opties tabblad, en selecteer dan Duplexer in het Items lijstvakje.
2.
Selecteer Beschikbaar voor de dubbelzijdig-instelling.
3.
Klik op Toepassen, en klik dan op OK.
4.
Configuratiescherm
Printers.
Hardware en geluiden
Printers.