4.
Wanneer de draadloze adapter voor de printer naar behoren is opgezet, kunt u de gebruikelijke
netwerkprinter-installatiemethode volgen om de installatie te voltooien.
5.
Voor de communicatie met de printer zult u de eerdere draadloze instellingen op computer moeten
herstellen.
6.
Herstel de eerdere draadloze instellingen van uw computer.
OPMERKING:
Als uw computer beschikt over een draadloze LAN-adaptertool, wijzigt u de draadloze
instellingen met deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van het
hulpprogramma van uw besturingssysteem. Zie onderstaande instructies.
a.
Selecteer Netwerk-verbindingen in het Configuratiescherm.
b.
Klik met de rechter muisknop op Draadloze netwerk-verbinding en selecteer dan
Eigenschappen.
c.
Selecteer het Draadloos netwerk tabblad.
d.
Klik op de Geavanceerd knop.
e.
Selecteer Alleen toegangspunt voor (Infrastructuur) netwerken en sluit het Geavanceerd
dialoogkader (Geldig voor printer met draadloze infrastructuur-functie).
f.
Kies de instelling die u naar de printer zendt in de lijst in de Voorkeur-netwerk groep.
g.
Klik op Omhoog verplaatsen om de instelling boven aan de lijst te plaatsen.
h.
Klik op OK om het Eigenschappen dialoogkader te sluiten.
OPMERKING:
Als uw besturingssysteem een eerdere versie is dan Windows 2000, maakt u de
instellingen volgens de handleiding van de draadloze instellingen hulpfunctie die geleverd wordt door
de maker van uw draadloze apparatuur.
Toegangspunt (Infrastructuur, vast IP-netwerk)
1.
Zorg dat de adressen van uw computer en het toegangspunt binnen hetzelfde IP-adres bereik liggen.
Zorg dat het adres voor het subnet-masker en het gateway-adres van uw computer overeenkomen
met de toegansgpunt-instellingen.
2.
Maak nieuwe draadloze instellingen voor uw computer volgens de onderstaande aanwijzingen.
OPMERKING:
Als uw computer beschikt over een draadloze LAN-adaptertool, wijzigt u de draadloze
instellingen met deze tool. Of u kunt de draadloze instellingen wijzigen met behulp van het
hulpprogramma van uw besturingssysteem. Zie onderstaande instructies.
a.
Selecteer Netwerk-verbindingen in het Configuratiescherm.
b.
Klik met de rechter muisknop op Draadloze netwerk-verbinding en selecteer dan
Eigenschappen.
c.
d.