Werking
.4 Werking
De stelomvormers bestaan uit een i/p-om-
vormer en een nageschakelde volumever-
sterker.
De toegevoerde gelijkstroom i stroomt door
de in het veld van een permanent magneet
(3) liggende dompelspoel (2). Op de ba-
lansbalk (1) wordt de met de stroom propor -
tionele kracht van de dompelspoel tegen de
kracht van de stuwdruk gebalanceerd, die
wordt gegenereerd door de uit de tuit (7)
uittredende straal op de vaan (6).
De toevoerlucht (SUPPLY 9) stroomt in de on -
derste kamer van de volumeversterker (8),
waarbij een door de membraanstand be-
paald luchtvolume langs de klephuls (8.5)
1
Balansbalk
1.1 Nulpuntinsteller
mechanisch
(alleen uitv. 0 ... 20 mA)
2
Dompelspoel
3
Permanente magneet
4
Insteller nulpunt en bereik
(vervalt bij uitv. 0 ... 20 mA)
5
Schuifschakelaar
(vervalt bij uitv. 0 ... 20 mA)
6
Vaan
7
uit
8
Volumeversterker
8.2 Offset-veer
8.3 Membraan
8.4 Voorsmoring
⋅
ig. 3
S chema
B 6111 NL
6
1.1
1
2
3
4
i
5
naar de uitgang (OUTPUT 36) van de om-
vormer stroomt.
Het uitgangssignaal p
voeding van de tuit (7), waarbij de offset-
veer (8.2) ervoor zorg draagt, dat ook bij
een 0 mA stroomingang een uitgangssig-
naal van minmaal 100 mbar ter beschik-
king staat.
Wanneer de ingangsstroom hoger wordt en
de daaraan gerelateerde kracht van de
dompelspoel, dan nadert de vaan (6) de tuit
(7). Daardoor wordt de stuwdruk en de zich
voor de smoring (8.4) opbouwende casca-
dedruk p
K
verhoogd. Deze neemt net zo-
lang toe, tot deze overeenkomt met de in-
gangsstroom. Bij een toenemende cascade-
druk wort het membraan (8.3) en de klep-
A
dient ook voor de
8.4
8.2
8.3
OUTPUT 36
SUPPLY 9
8.5