8.1.2
Handbediening
Gebruik:
Voor tests en onderhoudswerkzaamheden.
Start:
Druk op de knop "Manual" op de besturing. De auto-LED's op het
bedieningspaneel van de besturing en "PU" op het display knipperen als visuele
signalen voor de handbediening.
Functies:
Na het starten van de handbediening kan de pomp handmatig worden in- en
uitgeschakeld. Voer de volgende handelingen uit:
•
Druk op de knop "OK" op het bedieningspaneel van de besturing om de
pomp in te schakelen.
–
Op het display van de besturing wordt "PU !" weergegeven als een
visueel signaal voor het inschakelen van de pomp.
•
Druk op de knop "OK" op het bedieningspaneel van de besturing om de
pomp uit te schakelen.
–
Op het display van de besturing wordt "PU" weergegeven als een
visueel signaal voor het uitschakelen van de pomp.
Opmerking!
De pomp wordt na 10 seconden uitgeschakeld als er geen bijvulverzoek
aanwezig is.
8.1.3
Stopmodus
Gebruik:
Voor de inbedrijfstelling van het apparaat
Start:
Druk op de besturingseenheid op de knop "Stop". De LED "Auto" op het
bedieningspaneel dooft.
Functies:
In de stopmodus is het apparaat buiten werking gesteld (behalve de
weergavefunctie). Er vindt geen functionele bewaking plaats.
•
De pomp "PU" is uitgeschakeld.
Opmerking!
Als de stopmodus voor meer dan 4 uur is geactiveerd, wordt een
melding gegenereerd.
Als in het gebruikersmenu het item "Potentiaalvrij storingscontact?" op
"Ja" gezet is, wordt de melding via het verzamelstoringscontact
uitgegeven.
8.1.4
Zomerbediening
Het bijvullen van vers water moet ook worden gewaarborgd als de verwarmings-
en koelsystemen niet werken. Schakel het apparaat niet uit te wanneer het
drukbehoud van de verwarmings- en koelsystemen in werking gesteld is.
8.1.5
Heringebruikname
VOORZICHTIG
Kans op letsel door startende pomp
Bij het starten van de pomp kunnen zich verwondingen aan de hand
voordoen wanneer u de pompmotor met een schroevendraaier op het
ventilatorwiel aandraait.
•
Schakel de pomp spanningsvrij voordat u de pompmotor op het
ventilatorwiel met de schroevendraaier aandraait.
OPGELET
Beschadiging van het apparaat door startende pomp
Bij het starten van de pomp kan deze worden beschadigd wanneer u de
pompmotor met een schroevendraaier op het ventilatorwiel aandraait.
•
Schakel de pomp spanningsvrij voordat u de pompmotor op het
ventilatorwiel met de schroevendraaier aandraait.
Na een langere stilstandperiode (apparaat losgekoppeld van de voeding of in de
stopmodus) kan het gebeuren dat de pomp "PU" vastzit.
•
Draai vóór de ingebruikname van de pomp met een schroevendraaier op
het ventilatorwiel van de pompmotor.
Opmerking!
Een vastzitten van de pomp "PU" tijdens de automatische bedrijfsmodus
kan worden voorkomen door na 24 uur stilstand gebruik te maken van
de geforceerde opstartfunctie.
9
9.1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Parameters selecteren en wijzigen
1.
2.
3.
4.
5.
9.2
M.b.v. het gebruikersmenu kunnen installatiespecifieke waarden opnieuw
worden gecorrigeerd of opgevraagd. Tijdens de eerste inbedrijfstelling moeten
eerst de fabrieksinstellingen worden aangepast aan de specifieke voorwaarden
van de installatie.
Bewerk tijdens de eerste inbedrijfstelling alle menu-items die grijs gemarkeerd
zijn.
Druk op de knop "Manual" om naar de handmatige modus te wisselen.
Druk op de knop "Menu" om naar het eerste hoofdmenu-item "Gebruikersmenu"
te wisselen.
Voor het navigeren en instellen van de waarden:
•
•
•
Fillcontrol Auto Compact — 20.10.2020 - Rev. D
Besturingseenheid
Bediening van het bedieningspaneel
Error-LED
•
De Error-LED brandt gedurende een storingsmelding
Display
Auto-LED
•
De Auto-LED brandt groen gedurende de automatische
bedrijfsmodus
•
De Auto-LED knippert groen gedurende de handmatige
bedrijfsmodus
•
Die Auto-LED dooft in de stopmodus
OK
•
Acties bevestigen
Stop
•
Voor de inbedrijfstelling en voor het opnieuw invoeren van
waarden via de besturing
Wissel naar het menu "terug"
Manual
•
Voor tests en onderhoudswerkzaamheden
Auto
•
Voor continu gebruik
Wissel naar het menu "voor"
Menu
•
Gebruikersmenu openen
Quit
•
Meldingen bevestigen
Selecteer de parameter met de knop "OK" (5).
Wijzig de parameter met de wisselknoppen "▼" (7) of "▲" (9).
Bevestig de parameter met de knop "OK" (5).
Wijzig het menu-item met de wisselknoppen "▼" (7) of "▲" (9).
Wissel het menuniveau met de knop "Quit" (11).
Instellingen in de besturing tot stand brengen
Opmerking!
De beschrijving van de bediening, zie hoofdstuk 9.1 "Bediening van het
bedieningspaneel" op pagina 11.
M.b.v. de pijlknoppen "▼▲" navigeert u in het geselecteerde hoofdmenu
en stelt u de waarden in.
Met de "OK"-knop wisselt u naar het volgende submenu.
Met de "OK"-knop bevestigt u de gewijzigde instelling in het submenu.
Besturingseenheid
Nederlands — 11