Inhoudsopgave
Advertenties
Bediening
Ontlucht de pomp (1):
4.
Draai de ontluchtingsschroef van de pomp los en ontlucht de pomp totdat
water zonder luchtbellen uitstroomt.
–
Zo nodig, de pomp op het ventilatorwiel met een schroevendraaier
aandraaien totdat water zonder luchtbellen uitstroomt.
5.
Draai de ontluchtingsschroef vast en controleer deze op dichtheid.
Het bijvullen van het apparaat met water is voltooid.
7.4
Parameters van de besturingseenheid instellen via het
gebruikersmenu
M.b.v. het gebruikersmenu kunnen installatiespecifieke waarden opnieuw
worden gecorrigeerd of opgevraagd. Tijdens de eerste inbedrijfstelling moeten
eerst de fabrieksinstellingen worden aangepast aan de specifieke voorwaarden
van de installatie.
–
Voor de aanpassing van de fabrieksinstellingen, zie hoofdstuk 9.2
"Instellingen in de besturing tot stand brengen" op pagina 11.
–
Voor informatie over de bediening van de besturing, zie hoofdstuk 9.1
"Bediening van het bedieningspaneel" op pagina 11.
7.5
Functiecontrole
Voer een functionele test van het apparaat uit. De volgende functies worden
gecontroleerd:
•
Bijvullen van vers water.
•
Dichtheid van de vlotterklep in het netscheidingsreservoir.
Aan de volgende eisen moet zijn voldaan voordat de functionele test wordt
uitgevoerd:
•
Schakel de besturing op handmatige bediening, zie hoofdstuk 8.1.2
"Handbediening" op pagina 11.
•
Reinig de vuilvanger, zie hoofdstuk 10.3 "Vuilvanger reinigen" op
pagina 15.
Ga als volgt te werk:
Controleer of het bijvullen van vers water goed werkt.
1.
Verwijder het bovenste ventilatiedeksel van het apparaat.
2.
Verwijder het ronde deksel naar het netscheidingsreservoir.
3.
Schakel de pomp "PU" in.
4.
Controleer het vulniveau van het netscheidingsreservoir.
–
Wanneer het vulniveau niet daalt in het netscheidingsreservoir:
•
Pomp uitschakelen.
•
Pomp ontluchten.
10 — Nederlands
5.
Controleer de mechanische functie van het stangenstelsel in de vlotterklep
(1).
–
–
De controle van het bijvullen met vers water is voltooid.
Controleer de dichtheid van de vlotterklep.
1.
Schakel de pomp uit.
–
–
2.
Zorg dat het vulniveau in het netscheidingsreservoir stabiel blijft.
–
De dichtheidscontrole van de vlotterklep is voltooid.
7.6
De automatische bedrijfsmodus wordt na de eerste ingebruikname gestart. Aan
de volgende voorwaarden moet voldaan zijn om de automatische bedrijfsmodus
te kunnen activeren.
•
De minimale werkdruk "P
•
Het apparaat is gevuld met water.
•
Alle noodzakelijke parameters zijn ingevoerd via de besturing.
•
De functionele test werd uitgevoerd
Start de automatische bedrijfsmodus via het bedieningspaneel van de besturing:
•
Druk op de knop "Auto" om de automatische modus te selecteren.
•
8
8.1
8.1.1
Gebruik:
Na een succesvolle eerste ingebruikname
Start:
Druk op de besturingseenheid op de knop "Auto". De LED "Auto" gaat branden.
Functies:
De automatische modus is geschikt voor de continue werking van het apparaat.
De besturing bewaakt de functies voor het bijvullen.
Fillcontrol Auto Compact — 20.10.2020 - Rev. D
Druk het stangenstelsel omlaag.
•
Er stroomt vers water binnen.
Til het stangenstelsel op.
•
De vlotterklep wordt gesloten.
De kogelklep in de bijvulleiding is geopend.
De kogelklep achter de pomp is geopend.
Wanneer het vulniveau tot de overloop stijgt:
•
Demonteer de vlotterklep.
•
Reinig de pakking.
•
Monteer de vlotterklep met de schoongemaakte pakking.
Opmerking!
De ontluchting van de pomp is beschreven in het hoofdstuk "Apparaat
met water vullen" onder punt 4, zie hoofdstuk 7.3 "Apparaat met water
vullen" op pagina 9.
Opmerking!
Neem zo nodig contact op met de Reflex klantendienst, zie
hoofdstuk 12.1 "Reflex klantenservice" op pagina 16.
Automatische bedrijfsmodus starten
" wordt ingevoerd via de besturing.
0
De LED "Auto" op het bedieningspaneel brandt om visueel aan te
duiden dat de automatische bedrijfsmodus actief is.
Opmerking!
De eerste inbedrijfstelling is op dit punt voltooid.
Bediening
Bedrijfsmodi
Automatische bedrijfsmodus
Advertenties
Inhoudsopgave
