8 Installatie-eigenschappen
Instralings- en temperatuursensor handmatig aanpassen
In de volgende gevallen moet u de parameters van de instralingssensor en/of de temperatuursensor
handmatig aanpassen:
• Wanneer er meerdere Sunny SensorBox-apparaten in de installatie aanwezig zijn
• Wanneer er een Sunny SensorBox en een Cluster Controller met aangesloten instralingssensor
in de installatie aanwezig zijn
• Wanneer de parameterlijst gewijzigd is
• Wanneer u een Sunny SensorBox of een Cluster Controller vervangt
De reden hiervoor is dat de standaardpagina „Performance Ratio" in het menu „Visualisatie" niet
automatisch wordt geactualiseerd.
1. „Configuratie > Installatie-eigenschappen" kiezen.
2. Kies het tabblad "Parameters".
3. Kies [Bewerken].
4. In het veld „Instralingssensor" de sensor aan de hand van het serienummer van de
Cluster Controller/de Sunny SensorBox kiezen.
5. Type instralingssensor kiezen. De volgende instellingen zijn mogelijk:
ExtSolIrr
IntSolIrr
6. In het veld „Temperatuursensor" de sensor aan de hand van het serienummer van de
Cluster Controller/de Sunny SensorBox kiezen.
7. Type temperatuursensor kiezen. De volgende instellingen zijn mogelijk:
TmpAmb
TmpMdul
8. In het veld „Tolerantiebereik tussen" de bovenste en de onderste grens van het tolerantiebereik
voor de performance ratio invoeren (fabrieksinstelling: 0,0 en 1,0). Wanneer de performance
ratio buiten het tolerantiebereik ligt, wordt een waarschuwing in het installatielogboek
geregistreerd.
9. [Opslaan] kiezen.
64
SPortal-WB-CLCON-BA-nl-27
Externe instralingssensor
Interne instralingssensor (alleen bij Sunny SensorBox)
Omgevingstemperatuursensor
Moduletemperatuursensor
SMA Solar Technology AG
Gebruiksaanwijzing