9 Inbedrijfstelling
e
Montageplaat (accessoire)
OPMERKING
▪ Buig de koelmiddelleidingen NIET.
▪ Duw de koelmiddelleidingen NIET op het onderframe of
het voorrooster.
2 Steek de afvoerslang en de koelmiddelleidingen door de
muuropening.
8.3
Binnenunit op de montageplaat
bevestigen
1 Plaats de binnenunit op de haken van de montageplaat. Maak
hierbij gebruik van de " "-aanduidingen.
2 Duw het onderframe van de unit met beide handen op de
onderste haken van de montageplaat. Let op dat de draden
NIET vastgeklemd geraken.
Let op: Let op dat de kabel tussen de units NIET geklemd geraakt
in de binnenunit.
3 Duw met beide handen op de onderste rand van de binnenunit
tot de unit goed vastzit achter de haken van de montageplaat.
4 Maak de binnenunit vast aan de montageplaat met 2
bevestigingsschroeven van de binnenunit M4×12L (accessoire).
8.4
De binnenunit sluiten
8.4.1
Voorrooster weer aanbrengen
1 Installeer het voorrooster en zorg dat de 3 bovenste haken
goed vastzitten.
2 Maak het voorrooster weer vast met 2 (klasse 15~42) of 3
schroeven (klasse 50~71).
3 Voor klasse 50~71 monteer de onderste horizontale klep weer.
Sluit de 2 middelste verbindingspunten aan. Haak de
rechterkant van de klep op de as. Haak de linkerkant van de
klep vast.
4 Installeer het luchtfilter, monteer het voorpaneel en sluit het.
8.4.2
Servicedeksel sluiten
1 Breng het servicedeksel weer aan op de unit.
2 Breng weer 1 schroef aan op het servicedeksel.
Montagehandleiding
10
8.4.3
Voorpaneel weer aanbrengen
1 Breng het voorpaneel aan. Lijn de assen op met de openingen
en duw ze er helemaal in.
2 Sluit het voorpaneel langzaam; druk aan weerszijden en op het
midden.
9
Inbedrijfstelling
OPMERKING
Laat de unit ALTIJD draaien met thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. Anders kan er brand in de
compressor ontstaan.
9.1
Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de hierna vermelde
punten. Sluit de unit nadat alle controles zijn uitgevoerd. Start de unit
nadat u ze gesloten hebt.
U
leest
de
volledige
beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur.
De binnenunits zijn goed geïnstalleerd.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Er zijn GEEN ontbrekende fasen of omgekeerde fasen.
De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn thermisch
geïsoleerd.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de
aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn
overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET
overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op
het identificatieplaatje van de unit.
De
vermelde
kabels
doorverbindingskabel.
De
binnenunit
ontvangt
gebruikersinterface.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of
beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
De isolatieweerstand van de compressor is OK.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die
tegen de binnenkant van de binnen- of buitenunit gedrukt
worden.
CTXM15+FTXM20~42+ATXM20~35R2/5V1B +
installatie-instructies,
zoals
worden
gebruikt
voor
de
de
signalen
van
de
FTXM50~71R2V1B + ATXM50R2V1B
Daikin kamerairconditioner
3P482320-11R – 2020.06