Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

XII Woordenlijst
Voortijd : geregistreerde tijd voor het optreden van het incident. Wanneer men een voortijd van 3
perioden vastlegt, is het mogelijk voor het optreden van de startconditie 3 signaalperioden te zien.
Natijd : geregistreerde tijd na het optreden van het incident. Wanneer men een natijd van 20 perioden
vastlegt, is het mogelijk na het optreden van de startconditie 20 signaalperioden te zien.
De voortijd en de natijd bepalen de totale geregistreerde tijd.
Relatieve drempelwaarde: wanneer een signaal gedurende een bepaalde tijd met een bepaalde waarde
meer toeneemt of afneemt, registreert de APR16 het incident.
Voorbeeld in de praktijk: abrupte versterking van de intensiteit in een tijd van 3 perioden terwijl de
maximale drempelwaarde niet is bereikt.
Inhibitietermijn: minimale tijd van het defect voor de start van een registratiesessie en de aanmaak
van een bestand. Met de inhibitietijd kunnen voorbijgaande fenomenen worden ontheven.
Cyclische metingen: metingen geïntegreerd in een tijd van 1 tot 60 min. waarmee de ontwikkeling van
een signaal in zeer lange tijdsperioden kan worden gevolgd (maximum15 dagen). De basismeting is
een 1 seconde meting.
LF Metingen: bemonsterde metingen met een frequentie van 6400 Hz. De registratietijd in LF modus
is minstens 5 seconden (40 sec met de optie LOGDEM).
u
Actieve cursor: cursor, weergegeven met een gevulde
driehoek
Hysteresis: tijdsverschil tussen de drempelpassage en het drempelretour
Virtuele schijf: in RAM gecreëerde schijf door de RAMDISK beheerder van de MSDOS
p/p Curve: curve, afgebeeld per punt (sinusoïdes)
Veff curven: curve, afgebeeld in efficiënte waarde
P (Actief vermogen) = UI cos Φ (voor een sinusoïdaal regime)
Q (Reactief vermogen) = - UI sin Φ (voor een sinusoïdaal regime)
S (Zichtbaar vermogen) = UI
- 41 -

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave