3. Druk de bedieningsstang tegen de handgreep op
Lopen/Rijden (Fig. 11).
1
2
3
Figuur 11
1. Lopen/Rijden
2. Lopen/Schakelen
Opmerking: U mag nooit schakelen als u de
bedieningstang tegen de handgreep op Lopen/Rijden
drukt; hierdoor kan de transmissie schade oplopen. Zet de
bedieningsstang op Lopen/Schakelen (Fig. 11) als u de
rijsnelheid verandert.
Opmerking: U kunt de snelheid variëren door de afstand
tussen bedieningsstang en handgreep te vergroten of te
verkleinen. Laat de bedieningsstang zakken om de
rijsnelheid te verminderen als u een bocht maakt of de
machine te snel voor u gaat. Als u de bedieningsstang te
veel laat zakken, stopt de zelfaandrijving van de maai-
machine. Duw de bedieningstang naar de handgreep toe
om de snelheid te verhogen. Wanneer de bedienings-
stang dicht tegen de handgreep is aangedrukt, beweegt de
maaimachine zich voort met de maximale snelheid. Zet de
snelheidshendel op Neutraal wanneer u de maaimachine
gebruikt om te trimmen en wanneer u deze onbeheerd
achterlaat.
Afsluiter van afvoertunnel
gebruiken
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Plaats de afsluiter van de afvoertunnel; zie Afsluiter
van de afvoertunnel monteren, blz. 8.
3. Om de afsluiter te verwijderen, beweegt u de hand-
greep van het afvoerdeurtje naar achteren en trekt u de
veerklem op de bodem van de afsluiter omhoog. Als
de afsluiter ontgrendeld is, trekt u hem uit de
afvoertunnel.
Opmerking: Als het gras dik en sappig is, kan het maaisel
zich opeenhopen op en rond de afsluiter. Dit kan
verwijdering van de afsluiter bemoeilijken. Na elk gebruik
moet u de afsluiter grondig reinigen.
m-3769
3. Stoppen
12
Maaihoogte instellen
Elk wiel kan afzonderlijk worden ingesteld met een maai-
hoogtehendel. De instelbare maaihoogten zijn 1,9 cm,
3,2 cm, 4,4 cm, 5,7 cm, 7,0 cm en 8,3 cm.
Gevaar
Bij het verstellen van een maaihoogtehendel
kunnen uw handen in aanraking komen met een
bewegend mes. Dit kan ernstig lichamelijk letsel
veroorzaken.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
delen tot stilstand zijn gekomen voordat u de
maaihoogte instelt.
Plaats uw vingers niet onder de maaikast als u
de maaihoogte instelt.
1. Druk de maaihoogtehendel tegen het wiel (Fig. 12) en
kies de gewenste maaihoogte.
Figuur 12
1. Maaihoogtehendel van wiel
2. Laat de maaihoogtehendel los en zorg ervoor dat deze
goed in de uitsparing valt.
3. Alle wielen moeten op dezelfde maaihoogte worden
ingesteld.
m-225