Het diafragma instellen
Wanneer u het diafragma instelt in de automatische
belichtingsmodus met diafragmaprioriteit, selecteert
de camera automatisch een diafragmawaarde
in overeenstemming met de helderheid.
Als u een lagere diafragmawaarde selecteert (het
diafragma wordt geopend), kunt u de achtergrond laten
vervagen en zo een prachtig portret maken. Bij een
hogere diafragmawaarde (het diafragma wordt gesloten)
zijn zowel de voorgrond als de achtergrond scherp in
beeld. Hoe hoger de diafragmawaarde, des te groter
wordt het bereik van de afbeelding dat wordt
scherpgesteld.
Als de sluitertijd rood wordt weergegeven op
het LCD-scherm, is het beeld onderbelicht
(onvoldoende licht) of overbelicht (te veel
licht). Pas de diafragmawaarde aan met de
knop Links of Rechts totdat de sluitertijd wit
wordt weergegeven.
Het is mogelijk dat bepaalde
diafragmawaarden niet beschikbaar zijn bij
bepaalde zoomafstanden (pagina 78).
Opnamen maken – geavanceerde functies
Als het AF-frame is ingesteld op FlexiZone,
kunt u schakelen tussen de
diafragmawaarde en het AF-frame door
telkens op de knop SET te drukken
(pagina 82).
Houd er rekening mee dat
camerabewegingen een belangrijke factor
vormen bij hogere diafragmawaarden en
lange sluitertijden. Als
de camera beweegt) op het LCD-scherm
verschijnt, moet u de camera op een statief
plaatsen wanneer u een opname wilt maken.
In deze modus bedraagt het sluitertijdbereik
met gesynchroniseerde flits 1/60 tot
1/500 seconde. De diafragmawaarde kan
daarom automatisch worden aangepast aan
de gesynchroniseerde flitssnelheid, zelfs als
deze snelheid vooraf is ingesteld.
De weergave van de diafragmawaarde
Hoe groter de diafragmawaarde, des te
kleiner de lensopening.
F2,8 F3,2 F3,5 F4,0 F4,5 F4,9 F5,0
F5,6 F6,3 F7,1 F8,0
(waarschuwing dat
79