Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

9. SET

1. De "SET"-functie kan enkel geactiveerd worden als geen andere functie actief is.
2. Druk op "SET" om de SET Modus te activeren Er wordt automatisch overgeschakeld naar Manual Range.
3. Als u in de "SET"-functie bent is het hoofddisplay (Main Display) leeg en het subdisplay (Second Display)
toont de "SET"- indicaties. Het LCD toont de flikkerende indicaties:
,TOL, en . De 5 knoppen die
nu actief zijn, zijn: "Power", "SET", "REL", "Hi/Lo", "TOL".
4. OPEN, SHORT KALIBRATIE (open, kortsluiting)
Voor de Open kalibrering drukt u één keer op de toets "SET". Op het hoofddisplay verschijnt "OPEN", op
het subdisplay verschijnt "CAL". Druk nu op de toets "PAL SER" voor bevestiging (ENTER). Als de
kalibrering succesvol was, wordt de Instelmodus verlaten en keert het toestel terug naar de normale modus.
Voor de Short kalibrering sluit u de meetsnoeren kort en drukt u twee keer op de toets "SET". Op het
hoofddisplay verschijnt "SHrt", op het subdisplay verschijnt "CAL". Druk nu op de toets "PAL SER" voor
bevestiging. Na enkele ogenblikken, zal de frequentieaanduiding van 1kHz naar 120 Hz veranderen. Als de
kalibrering succesvol was, wordt de Instelmodus verlaten en keert het toestel terug naar de normale modus.
5. Instelling Hi/Lo Limits:
Voor de instelling van een boven (Hi)- en ondergrens (Lo), drukt u op de toets "RANGE" voor u de
Instelmodus activeert om het gewenste meetbereik in te stellen voor de boven- en ondergrens. Daarna drukt u
op de toets "SET" om de "SET"-modus te activeren en dan op de toets "Hi/Lo". Het pijlsymbool " " zal
flikkeren en aan de rechterkant de 4 ½ digits voor het instellen van een waarde. Als de halve digit flikkert
kunnen enkel de cijfers "1" en "0" (=blank) ingesteld worden. Bij de vier andere digits, zijn cijfers van 0 tot 9
mogelijk. Nadat u een cijfer heeft ingegeven, zal de volgende digit flikkeren. Als de bovengrens ingesteld is,
drukt u op de toets "ENTER" (PAL SER) om de ondergrens te bevestigen (pijlsymbool " "). Ga nu op
dezelfde manier verder voor het instellen van de bovengrens. Zorg ervoor dat de ingestelde waarde onder de
bovengrens is, anders verschijnt "Err" voor error en zal het meetinstrument terugkeren naar de instelling van
de bovengrens. Als de ondergrens ingesteld is, drukt u op de toets "ENTER" voor bevestiging en het toestel
keert automatisch terug naar de normale modus.
6. TOL Hi/Lo Limits:
Druk op de toets "RANGE" om het gewenste meetbereik te selecteren. Druk op de toets "SET" om de
Instelmodus te activeren en dan op de toets "TOL". De indicatie "TOL" boven het hoofddisplay zal flikkeren
en eronder zal ook de linker digit van 4 ½ digits flikkeren voor de instelling van de waarde. Deze waarde is
nodig bij de tolerantiemeting (zie hieronder) zonder tolerantie standaard (in [%]). Als de instelling gebeurd is,
drukt u op de toets "ENTER" (PAL SER). Het pijlsymbool " " zal flikkeren en aan de rechterkant de 4 ½
digits voor het instellen van een waarde. Als de halve digit flikkert kunnen enkel de cijfers "1" en "0" (=blank)
ingesteld worden. Bij de vier andere digits, zijn cijfers van 0 tot 9 mogelijk. Nadat u een cijfer heeft ingegeven,
zal de volgende digit flikkeren. Als de bovengrens ingesteld is, drukt u op de toets "ENTER" (PAL SER) om
de ondergrens te bevestigen (pijlsymbool " "). Ga nu op dezelfde manier verder al voor het instellen van de
bovengrens. Zorg ervoor dat de ingestelde waarde onder de bovengrens is, anders verschijnt "Err" voor error
en zal het meetinstrument terugkeren naar de instelling van de bovengrens. Als de ondergrens ingesteld is, drukt
u op de toets "ENTER" voor bevestiging en het toestel keert automatisch terug naar de normale modus.
15

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave