(2)
De omgeklapte achteroverkantelbeveiliging weer
terug in de oorspronkelijke positie plaatsen
Draai de achteroverkantelbeveiliging in de richting van
de achterkant van de rolstoel tot deze vastklikt. U hoeft
daarvoor de vergrendeling niet in te drukken.
Controleer of de vergrendeling vast zit.
•
De rolstoel kan achterover kantelen wanneer de achteroverkantelbeveiliging is verwijderd of niet
in de juiste positie is geplaatst. Gebruik de rolstoel alleen als de steunwieltjes omlaag staan.
•
Laat de steunwieltjes alleen naar boven staan wanneer u met een begeleider over een obstakel rijdt
en in andere vergelijkbare situaties.
•
Controleer of de steunwieltjes weer in de juiste positie staan nadat u een obstakel bent gepasseerd.
•
Bij een grote verzakking in de bestrating kan de rolstoel achterover kantelen, ook wanneer de
steunwieltjes omlaag staan. Let bij het rijden over hobbels in de weg goed op de staat van de ver-
harding.
•
Zelfs als de achteroverkantelbeveiliging in de juiste positie is gedraaid kan de rolstoel door ver-
schillende oorzaken achterover kantelen, zoals door hobbels in de weg, gaten, hoogteverschillen
11
en hellingen.
Controleer vooraf of een route die u regelmatig gaat rijden veilig is.
88
WAARSCHUWING