24
nl | Camera
Berekenen
Schakel het selectievakje Berekenen in om de draaihoek, kantelhoek, hoogte en
brandpuntsafstand te verkrijgen op basis van de geschetste kalibratie-elementen (verticale
lijnen, lijnen op de grond en hoeken op de grond) die u in de camera hebt ingevoerd.
Schakel het selectievakje Berekenen uit om handmatig een waarde in te voeren of om de
waarden te vernieuwen met de waarden die door de camera zelf worden verstrekt.
Kantelhoek [°] / Draaihoek [°]
Voer de hoek handmatig in of klik op het pictogram Vernieuwen om waarden te verkrijgen van
sensoren waarover de camera beschikt. U kunt ook het selectievakje Berekenen inschakelen
om waarden te verkrijgen die zijn gebaseerd op de kalibratie-elementen die zijn gemarkeerd
op het beeld.
Hoogte [m]
Voer de hoogte handmatig in of klik op het pictogram Vernieuwen om waarden te verkrijgen
van sensoren waarover de camera beschikt. U kunt ook het selectievakje Berekenen
inschakelen om waarden te verkrijgen die zijn gebaseerd op de kalibratie-elementen die zijn
gemarkeerd op het beeld.
Brandpuntsafstand
Voer de brandpuntsafstand handmatig in of klik op het pictogram Vernieuwen om waarden te
verkrijgen van sensoren waarover de camera beschikt. U kunt ook het selectievakje Berekenen
inschakelen om waarden te verkrijgen die zijn gebaseerd op de kalibratie-elementen die zijn
gemarkeerd op het beeld.
Camera's kalibreren met gebruikmaking van het venster Kalibratie schetsen
Ga als volgt te werk om waarden vast te stellen die niet automatisch worden ingesteld:
1.
2.
3.
2021-06 | 1.5 |
Voer de waarde voor kantelhoek, draaihoek, hoogte en brandpuntsafstand aan als deze
waarde bekend is, door bijvoorbeeld de hoogte van de camera boven de grond te meten
of door de brandpuntsafstand af te lezen van het objectief.
Schakel voor elke nog onbekende waarde het selectievakje Berekenen in en plaats een
kalibratie-element op het camerabeeld. Gebruik deze kalibratie-elementen om individuele
omtreklijnen van de weergegeven omgeving in het camerabeeld te traceren en de positie
en de grootte van deze lijnen en hoeken te definiëren.
–
Klik op
om een verticale lijn op het beeld te plaatsen.
Een verticale lijn is een lijn die loodrecht op het grondvlak staat (zoals een
deurkozijn, de rand van een gebouw of een lantaarnpaal).
–
Klik op
om een lijn over de grond in het beeld te plaatsen.
Een lijn op de grond is een lijn die op het grondvlak ligt (zoals een wegmarkering).
–
Klik op
om een hoek op de grond in het beeld te plaatsen.
De hoek op de grond is een hoek die op het horizontale grondvlak ligt (zoals de hoek
van een tapijt of parkeervakmarkering).
Kalibratie-elementen aanpassen aan de situatie:
–
Voer de werkelijke grootte van een lijn of hoek in. Hiervoor selecteert u de lijn of de
hoek en geeft u vervolgens de grootte op in het bijbehorende vak.
Voorbeeld: U hebt een lijn op de grond geplaatst, langs de onderzijde van een auto.
U weet dat de auto 4 m lang is. U voert dan 4 m in als de lengte van de lijn.
–
Pas de positie of de lengte van een lijn of hoek aan. Hiervoor sleept u de lijn of de
hoek of verplaatst u de eindpunten naar de gewenste positie in het camerabeeld.
–
Verwijder een lijn of een hoek. Hiervoor selecteert u de lijn of hoek en klikt u op het
prullenbakpictogram.
Bedieningshandleiding
MIC inteox 7100i
Bosch Security Systems