InstalTest XE
6. HET UITVOEREN VAN TESTEN MET DE INSTALTEST XE
Met de INSTALTEST XE kan een elektrische installatie getest worden op
elektrische veiligheid. Deze verschillende testen hebben elk hun eigen
kenmerken en aansluitingen. In de volgende paragrafen worden deze testen
stuk voor stuk besproken.
Bij het uitvoeren van de testen moeten de volgende algemene opmerkingen
in acht genomen worden:
Indicator
❑
uitgevoerd wegens onregelmatige aansluitingen op de ingang.
Isolatieweerstand, Continuïteitsfuncties en
❑
Aardverspreidingsweerstandmetingen moeten worden uitgevoerd op niet
geactiveerde objecten.
'Goedkeur/Afkeur' indicatie is ingeschakeld als een limiet is ingesteld. Pas
❑
de juiste limietwaarde toe voor het evalueren van meetresultaten.
Wanneer slechts twee of drie draden met de geteste elektrische installatie
❑
zijn verbonden is alleen de spanningsindicatie tussen deze twee draden
geldig.
betekent dat de geselecteerde meting niet kan worden
Let erop dat de tester schoon en droog is voordat met testen
begonnen wordt. Inspecteer alle meetsnoeren, aansluitingen
en behuizing. Beschadiging of slijtage moet verholpen
worden voordat verder gegaan kan worden met gebruik van
de Instaltest XE. Zie § 9 - ONDERHOUD
VOORZICHTIG:
Metingen