Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Drukontlastingsprocedure
WAARSCHUWING
INJECTIEGEVAAR
Vloeistof onder hoge druk kan door de huid
heen in het lichaam dringen, en ernstig letsel
veroorzaken. Om het risico te verminderen
van ernstig letsel door vloeistofinjectie, spattende vloei-
stof of bewegende delen, moet u de Drukontlastings-
procedure volgen steeds wanneer u:
-
De instructie krijgt om de druk te ontlasten;
-
Ophoudt met vloeistof afgeven;
-
Een component van het systeem controleert of er
onderhoud aan uitvoert;
-
Spuitmonden aanbrengt of reinigt.
1.
Schakel de luchttoevoer naar de pomp uit.
2.
Laat de luchtdruk ontsnappen door het luchtreduceer-
ventiel (zelfontlastend type) te sluiten, of door de zelfont-
lastende hoofdluchtkraan, die stroomopwaarts van het
luchtreduceerventiel zit, te sluiten, of door de luchttoe-
voerslang af te koppelen bij de snelkoppeling.
3.
Houd een metalen gedeelte van pistool of doseerventiel
stevig tegen een geaard, metalen afvalvat gedrukt, en
knijp de trekker in om de druk te ontlasten.
Opstarten: Systemen met een enkele of met
meerdere pompen
1.
Sluit het luchtreduceerventiel en zelfontlastende hoofd-
luchtkranen van alle pompen, op één na.
2.
Open de hoofdluchtkraan van de compressor.
3.
Van de pomp die is aangesloten knijpt u de trekker van
het doseerventiel in, terwijl u die in een geaard metalen
afvalvat gericht houdt en metaal-op-metaal contact houdt
tussen het vat en de kraan. Open de zelfontlastende
hoofdluchtkraan, en open langzaam het luchtreduceer-
ventiel van de pomp, totdat de pomp net begint te wer-
ken. Als de pomp met materiaal gevuld is en alle lucht uit
de leidingen verdreven is, dan laat u de trekker los.
4.
Heeft u meer dan één pomp, herhaal dan dit proces voor
elke pomp.
OPMERKING: Als de pomp gevuld is, en er wordt voldoen-
de perslucht toegevoerd, dan start de pomp
zodra het doseerventiel geopend wordt, en
de pomp stopt weer als de kraan dichtgaat.

Toepassing

5.
Stel de luchtdruk naar elke pomp in op de laagste druk
die nog voldoende is om de gewenste resultaten te krij-
gen.
OPMERKING: Er kan een pompsnelheidsbegrenzer
Laat de pomp nooit drooglopen door onvoldoende
vloeistofaanvoer. De snelheid van een drooggelopen
pomp zal snel toenemen, en de pomp zal zichzelf moge-
lijk beschadigen. Gaat uw pomp opeens sneller werken
of werkt hij al te snel, stop hem dan onmiddellijk en con-
troleer de vloeistofaanvoer. Als het vloeistofvoorraadvat
leeg is en er lucht in de leidingen gepompt is, vul dan het
vat en vul ook de pomp en de leidingen weer, of spoel
uit, en laat pomp en leidingen gevuld met een geschikt
oplosmiddel. Zorg dat er geen lucht achterblijft in het
vloeistofsysteem.
De maximum werkdruk van iedere pomp in het systeem
hoeft niet gelijk te zijn. Om het risico te beperken dat een
deel van het systeem te veel druk krijgt, moet u zorgen
dat u weet welke component die op een bepaalde pomp
is aangesloten de laagste maximum werkdruk heeft, en
wat dat maximum is. Overschrijd nooit die laagste maxi-
mum druk bij een bepaalde pomp.
Om uit de aflezing van het luchtreduceerventiel de vloei-
stofdruk af te leiden vermenigvuldigt u de opvoerverhou-
ding van de pomp met de luchtdruk op de manometer.
Voorbeeld:
Verhouding 50:(1) x 100 psi lucht = 5000 psi vloeistofdruk
Verhouding 50:(1) x 0,7 MPa lucht = 35 MPa vloeistofdruk
Verhouding 50:(1) x 7 bar lucht = 350 bar vloeistofdruk
Beperk de luchtdruk naar de pomp, zodat geen enkele
luchtleiding, vloeistofleiding, component of toebehoren te
veel druk krijgt.
6.
Lees de instructies die bij elke component in het sys-
teem geleverd worden, en volg ze op.
7.
Volg bij uitschakelen van het systeem altijd de Drukont-
lastingsprocedure, links hiervan.
geïnstalleerd worden in de luchtleiding,
om automatisch de pomp uit te schake-
len als die te snel gaat werken.
WAARSCHUWING
307- -878
11

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave