Beknopte installatiegids
00825-0111-4809, Rev DB
December 2009
V
ERVOLG STAP
3. Als de tegenoverliggende steun wordt gebruikt, centreer dan de fitting boven het gat voor
de tegenoverliggende steun, tussenruimte 1,6 mm (
puntlassen aan op 90° van elkaar. Steek de sensor in de montagehardware. Controleer
of het uiteinde van de sensor is gecentreerd in de fitting aan de tegenoverliggende zijde
en of de plug rond de sensor past. Maak de lasverbinding af volgens de ter plekke
geldende richtlijnen. Als er door de uitlijning van de sensor onvoldoende tussenruimte
is om de plug aan de tegenoverliggende zijde in te steken, verricht u eerst de vereiste
aanpassingen alvorens de lasverbinding te voltooien.
4. Laat de montagehardware afkoelen voordat u verder gaat, om ernstige brandwonden te
vermijden.
S
5: D
A
TAP
E
1. Zet de stroomrichtingspijl op de kop in lijn met de stroomrichting. Monteer de bar op de
montageflens met een pakking, bouten en moeren.
2. Zet de moeren kruiselings vast, zodat de pakking gelijkmatig wordt samengedrukt.
3. Als de steun aan de tegenoverliggende zijde schroefdraad heeft, breng dan een
geschikte vloeibare pakking aan op de schroefdraad van de steunplug en draai aan
totdat er geen lekkage meer optreedt.
4. Als de tegenoverliggende steun een soklasfitting is, steekt u de plug in de sokuitlaatfit-
ting totdat de delen contact maken. Trek de plug 1,6 mm (
Annubar-sensor en voer een hoeklas uit volgens de ter plaatse geldende richtlijnen.
S
6: D
TAP
E TRANSMITTER MONTEREN
Transmittermontage, kop voor directe montage met kleppen
Bij directe montage van een transmitter met kleppen hoeft de Annubar niet te worden
teruggetrokken.
1. Breng O-ringen van PTFE aan in de groeven op de Annubar-kop.
2. Zet de bovenkant van de transmitter in lijn met de bovenkant van de sensor (op de
zijkant van de kop is "Hi" gestanst) en installeer.
3. Haal de moeren kruiselings aan tot 45 N•m (400 in•lb).
Transmittermontage met kop voor montage op afstand
Bij temperaturen van meer dan 121 °C (250 °F) bij de diafragma's van de sensormodule zal
de transmitter beschadigd raken. Op afstand gemonteerde transmitters worden op de
sensor aangesloten via impulsbuizen, zodat de procestemperaturen in zodanige mate
afnemen dat de transmitter niet meer kwetsbaar is.
Afhankelijk van de procesvloeistof worden de impulsleidingen op verschillende wijze gelegd;
de inrichting moet geschikt zijn voor continubedrijf bij de in de pijpleiding heersende druk en
temperatuur. Tot en met 600 lb ANSI (DN50 PN100) wordt gebruik van een roestvaststalen
buis met buitendiameter van ten minste 12 mm (
(0.035 in.) aanbevolen. Boven 600 lb ANSI (DN50 PN100) een roestvrijstalen buis met
1
wanddikte van
/
16
kleine holten lucht wordt opgesloten waar uiteindelijk lekkage zal optreden.
4...
NNUBAR INBRENGEN
inch. Buisfittingen met schroefdraad zijn niet raadzaam omdat dan in
Geflensde 485 Annubar
1
/
in.), en breng vier 6 mm (
16
1
/
in.) terug, verwijder de
16
1
/
in.) en wanddikte van ten minste 0,9 mm
2
1
/
in.)
4
11