6. Focus/Zoom
Scherpstelling op de aangeraakte positie ([AF])
1
Raak het onderwerp aan.
Verplaatst de AF Area naar de aangeraakte positie.
0
2
Maak met uw vingers een knijpende of spreidende beweging om de
afmetingen van de AF Area te veranderen.
De eerste aanraking van [Reset] veroorzaakt de terugkeer van de positie van
0
de AF Area naar het midden. De tweede druk zet de grootte van de AF Area
weer op de fabrieksinstelling.
3
Raak [Inst.] aan.
In [
] raakt u [Exit] aan.
0
Voor [
] op het opnamescherm raakt u [
0
Area te annuleren.
Scherpstelling en aanpassing helderheid van de
aangeraakte positie ([AF+AE])
1
Raak het onderwerp aan waarvoor u
de helderheid wilt regelen.
Op de aangeraakte positie wordt een AF
0
Area weergegeven die op dezelfde manier
werkt als [Ø].
Hierdoor wordt een punt geplaatst om de
helderheid op het midden van de AF Area
aan te passen.
2
Maak met uw vingers een knijpende of spreidende beweging om de
afmetingen van de AF Area te veranderen.
De eerste aanraking van [Reset] veroorzaakt de terugkeer van de positie van
0
de AF Area naar het midden. De tweede druk zet de grootte van de AF Area
weer op de fabrieksinstelling.
3
Raak [Inst.] aan.
Op het opnamescherm raakt u [
0
om de instelling van [AF+AE] te annuleren.
114
] aan om de instelling van de AF
] aan (als [
] of [Ø] ingesteld is: [
])