452232.69.12 · 06/2008 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP S 6IH - WWP S 11IH
7 Montage
7
Montage
7.1
Algemeen
De warmtepomp is voorzien van de volgende aansluitingen:
Vertrek/terugloop glycolwaterinstallatie
Vertrek/terugloop verwarming
Stroomvoorziening
7.2
Aansluiting aan verwarming
OPGELET!
Spoel de verwarmingsinstallatie voordat de warmtepomp aangesloten wordt.
Voor het verwarmingswaterzijdige aansluiten van de warmtepomp dient de verwar-
mingsinstallatie doorgespoeld te worden, om mogelijk vuil, resten van isolatiemateriaal
etc. te verwijderen. Wanneer de condensor door resten en vervuiling verstopt raakt,
kan dit tot uitval van de warmtepomp leiden.
Na installatie van de verwarming dient het verwarmingssysteem te worden gevuld, ont-
lucht en onder druk te worden gezet.
De in het schakelkastje aangesloten en los ingelegde voelers moeten, zoals in het ba-
sisschema wordt weergegeven, aangebracht en geïsoleerd worden.
Minimum verwarmingswaterdebiet
Het minimum verwarmingswaterdebiet van de warmtepomp dient in elke bedrijfstoe-
stand van de verwarmingsinstallatie gegarandeerd te zijn. Deze kan bv. door installatie
van een differentiedrukloze verdeler of van een overstroomventiel worden bereikt. De
instelling van een overstroomventiel wordt in het hoofdstuk Inbedrijfstelling uitgelegd.
Vorstbeveiliging bij kans op vorst
Indien de regelaars en verwarmingscirculatiepompen bedrijfsklaar zijn, werkt de vorst-
beveiliging van de regelaar. Bij buitenbedrijfstelling van de warmtepomp of bij stroom-
uitval moet de installatie worden geleegd. Bij warmtepompsystemen waarbij stroom-
uitval niet herkend kan worden (vakantiehuis), moet de verwarmingskring met een
geschikte vorstbeveiliging worden gebruikt.
9