L
7 Controle van de installatie.
7.1
Controle van ontsteking waakvlam, hoofdbrander.
Ontsteek de haard zoals beschreven in de gebruikershandleiding.
•
Controleer of de waakvlam goed boven de hoofdbrander zit en niet afgedekt is door
chips, een houtblok of pebbles.
•
Controleer de ontsteking van de hoofdbrander op vol- en kleinstand.
(de ontsteking moet vlot en rustig verlopen).
7.2
Controle gaslekkage.
Controleer met een gaslekzoeker of spray alle aansluitingen en verbindingen op eventuele
gaslekkages.
7.3
Controle van branderdruk en voordruk
Controleer of de branderdruk en voordruk overeenkomen met de gegevens op de kenplaat
Meten voordruk:
•
Draai de toestelkraan dicht.
•
Draai de meetnippel B(zie fig. 1.3) enige slagen open en sluit een meetslang aan op
het gasregelblok.
•
Doe deze meting bij volstand van de haard en als de haard op waakvlam staat.
•
Bij een te hoge druk mag u het toestel niet aansluiten
Meten branderdruk:
Controle branderdruk alleen bij een juiste voordruk uitvoeren.
•
Draai de meetnippel A(zie fig. 1.3) enige slagen open en sluit een meetslang aan op
het gasregelblok.
•
De druk moet overeenkomen met de waarde vermeld op de kenplaat. Bij afwijking
contact opnemen met de fabrikant.
*Sluit alle drukmeetnippels en controleer deze op gaslekkage.
12 <
<
<
<