Veilig gebruik
~
Plaats uw apparatuur in een vorstvrije ruimte. Bevroren slangen
kunnen barsten en temperaturen onder het vriespunt kunnen de
werking van de elektronica beïnvloeden. De temperatuur in de ruim-
te waar de apparatuur is opgesteld, dient tussen +2°C en +50°C te
liggen.
~
Houd de ruimte waar de apparatuur staat vrij van stof en pluizen.
Stofdeeltjes in de aangezogen lucht kunnen verstoppingen veroor-
zaken. Dit kan storingen tot gevolg hebben en er ontstaat brandge-
vaar!
~
Verwijder voor de ingebruikneming de transportbeveiliging aan
de achterkant van de apparatuur (zie het hoofdstuk "Plaatsen en
aansluiten" onder "Transportbeveiliging verwijderen"). Als de bevei-
liging niet wordt verwijderd, kunnen de wasautomaat en ernaast ge-
plaatste apparaten en meubels tijdens het centrifugeren bescha-
digd raken.
~
Sluit de waterkraan als u gedurende lange tijd afwezig bent (bij-
voorbeeld tijdens vakanties). Dit is vooral van belang als zich in de
buurt van de automaat geen afvoerputje bevindt.
~
Als u voor de waterafvoer een wastafel gebruikt, controleer dan van
tevoren of het water in de wasbak snel genoeg wegstroomt. Zorg dat de
afvoerslang niet kan wegglijden. De kracht van het uitstromende water
kan een niet beveiligde slang uit de wastafel drukken.
~
Voorkom dat vreemde voorwerpen (spijkers, naalden, munten,
paperclips, etc.) in de machine terechtkomen. Dergelijke voor-
werpen kunnen de automaat beschadigen (zoals de kuip en de
wastrommel). Beschadigde onderdelen kunnen op hun beurt het
wasgoed beschadigen. Vooral metaalspaanders die zich in
reinigingsmaterialen kunnen bevinden, moeten voor het wassen er-
uit worden geschud.
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
9