Algemene aanwijzingen en tips
1. Drogen - wasgoed voorbe-
reiden
Symbolen op het etiket
Drogen
q
Normale/vrij hoge temperatuur.
r
Lagere temperatuur:
Kies Temp. laag
(voor kwetsbare textielsoorten).
s
Niet geschikt voor de droogauto-
maat.
Strijken en mangelen
I
Zeer heet.
H
Heet.
G
Warm.
J
Niet strijken/mangelen.
Voor het drogen
– Was ernstig verontreinigd wasgoed
extra grondig! Gebruik voldoende
wasmiddel en kies een hoge tempe-
ratuur. Was het textiel bij twijfel meer-
maals.
– Doe geen druipnat wasgoed in de
droogautomaat. Centrifugeer de was
(zo mogelijk) met het maximale cen-
trifugetoerental. Hoe hoger het cen-
trifugetoerental des te meer energie
en tijd bespaart u tijdens het drogen.
– Was nieuw, gekleurd wasgoed voor-
dat u het de eerste keer droogt
(apart wassen). Droog het wasgoed
niet samen met lichtgekleurde stof-
fen, omdat het kan afgeven (ook op
de kunststof onderdelen van de
droogautomaat). Bovendien kunnen
er pluizen van een afwijkende kleur
op achterblijven.
26
– Gesteven wasgoed kunt u in de au-
tomaat drogen. Voor hetzelfde effect
moet u (bij het wassen) echter wel de
dubbele hoeveelheid stijfsel doseren.
– Controleer of alle zomen en naden
heel zijn, zodat vullingen er niet uit
kunnen komen. Brandgevaar!
– Bind ceintuurs en schortbandjes
vast.
– Knoop dekbedovertrekken en slopen
dicht, zodat er geen klein wasgoed
in kan komen.
Sluit haakjes en oogjes.
– Zet losse bh-beugels vast of verwij-
der ze.
– Doe jassen open in de automaat.
Maak ook lange ritssluitingen open.
Het wasgoed wordt dan gelijkmatig
droog.
– Voor een gelijkmatig droogresultaat
moet u de was gelijkmatig . . .
. . . centrifugeren,
. . . losschudden,
. . . en sorteren op vezel- en weef-
selsoort, gelijke grootte, dezelfde
symbolen en op de gewenste droog-
tegraad.