2
De camera gereedmaken.
Houd met beide handen de
camera stevig vast en laat
uw ellebogen rusten tegen
uw zij. Trillende of onvaste
handen kunnen uw foto's
wazig maken.
Houd uw vingers en andere
voorwerpen uit de buurt
van de lens en de fl itser
om te voorkomen dat de
foto's onscherp of te donker
(onderbelicht) worden.
3
scherpstelling.
Kadreer de foto met het onderwerp
in het centrum van de display en druk
de ontspanknop hals in om scherp te
stellen.
Als de camera kan scherpstellen, klinken er twee
pieptonen en licht het scherpstelgebied groen
op. De scherpstelling en belichting blijven
vergrendeld zolang de ontspanknop half is
ingedrukt.
Als de camera niet kan scherpstellen, wordt het
scherpstelframe rood en wordt s weerge-
geven. Als het onderwerp zich te dicht bij de
camera bevindt, selecteer de macrostand en
probeer opnieuw.
Scherpstelframe
F
P
160
2.0
800
AUTO
OVF
R Als het onderwerp slecht belicht is, gaat de AF-
hulpverlichting mogelijk branden.
4
Maak de foto.
Druk de ontspanknop rustig verder in
om de foto te maken.
R De fl itser kan fl itsen bij weinig licht. Camera-instel-
lingen kunnen worden gewijzigd om het fl itsen
van de fl itser te voorkomen.
Foto's maken
Scherpstelframe
P
EVF/LCD
15