De functie Beeldomkeren instellen
Opnamemodus
Uw camera is uitgerust met een intelligente sensor die de stand van
een beeld herkent wanneer u de camera verticaal houdt. Het beeld
wordt automatisch naar de juiste stand gedraaid wanneer u het op
het LCD-scherm bekijkt.
1
Menu
[Aan]/[Uit].
Wanneer de functie Beeldomkeren
is ingesteld op [Aan] en het LCD-
scherm is ingesteld op de
detailweergavemethode, wordt het
pictogram
is onder) of
het scherm weergegeven.
Wanneer de camera recht omhoog of recht omlaag wijst,
werkt deze functie mogelijk niet naar behoren. Controleer
of de pijl
stelt u de functie Beeldomkeren in op [Uit].
Zelfs als de functie Beeldomkeren is ingesteld op [Aan], is de
stand van beelden die naar een computer zijn gedownload
afhankelijk van de software die daarbij is gebruikt.
Wanneer u de camera bij het maken van opnamen verticaal
houdt, herkent de intelligente sensor dat de bovenkant 'boven'
is en de onderkant 'onder'. De instellingen voor optimale
witbalans, belichting en focus worden vervolgens aangepast
voor verticale fotografie. Deze functie werkt onafhankelijk van
het feit of de functie Beeldomkeren is in- of uitgeschakeld.
Als de functie Beeldomkeren is ingesteld op [Aan] in de
opnamemodus, wordt de stand van de camera op het moment
van de opname onthouden.
Als de functie [Beeldomkeren] is ingesteld op [Aan] in de
weergavemodus, worden opnamen naar de juiste stand voor
weergave op het LCD-scherm gedraaid wanneer de stand
van de camera wordt gewijzigd (dit geldt alleen voor opnamen
die zijn gemaakt met de functie Beeldomkeren [Aan]).
64
(Instellen)
Zie Menu's en instellingen
(normaal),
(links is onder) op
in de juiste richting wijst. Als dat niet zo is,
[Beeldomkeren]
(p.
27).
(rechts