7 LASSEN
Geschatte ampèrage
Dit is een geschatte waarde van de stroom die tijdens het lassen moet worden geleverd. De afstand
tussen de contacttip en het werkstuk zal de overeenkomst tussen de geschatte waarde en de
werkelijk gemeten ampèragewaarde tijdens het lassen beïnvloeden.
Booglengte
Dankzij deze parameter is het mogelijk om de booglengte aan te passen, van een kortere boog met
behulp van een negatieve compensatie naar een langere boog met behulp van een positieve
compensatie.
Hot start
Bij een hot start worden de draadaanvoersnelheid en spanning gedurende een instelbare tijd
verhoogd aan het begin van het lasproces. Het hoofddoel hiervan is om meer energie te leveren
tijdens de lasstart, waardoor de kans op een slechte samensmelting aan het begin van de las wordt
verkleind.
De draadaanvoersnelheid Hot start kan worden ingesteld als een percentage (50-150%) van de
ingestelde draadaanvoersnelheid (als de ingestelde draadaanvoersnelheid bijvoorbeeld 10 m/min is
en de draadaanvoersnelheid Hot start is ingesteld op 50%, is de uitvoer 5 m/min). De
spanningsparameter is respectievelijk spanning voor MIG/MAG handmatig, spanningsoffset voor
Synergy en offset booglengte voor Pulse.
Voorstroom
De voorstroomtijd is de tijd waarin het beschermgas stroomt voordat de boog wordt ontstoken.
Kruipstart
Bij een kruipstart wordt de draad op een lage snelheid aangevoerd tot de draad elektrisch contact met
het werkstuk maakt.
Kratervulling
Kratervulling maakt een gecontroleerde reductie in hitte en omvang van het lasbad mogelijk als de las
wordt afgerond. Dit maakt het makkelijker poriën, hittescheuren en kraters in de lasnaad te
voorkomen.
De draadaanvoersnelheid kratervulling kan worden ingesteld als een percentage (0-100%) van de
ingestelde draadaanvoersnelheid. Het minimale percentage van de draadaanvoersnelheid verandert
afhankelijk van de ingestelde draadaanvoersnelheid. De spanningsparameter is respectievelijk
spanning voor MIG/MAG handmatig, spanningsoffset voor Synergy en offset booglengte voor Pulse.
Nastroom
Deze waarde reguleert de tijd waarin het beschermgas stroomt nadat de boog is gedoofd.
Stopmethode
SCT
SCT is een functie die voor kleine herhaalde kortsluitingen aan het einde van het lassen zorgt totdat
de draadaanvoer volledig gestopt is en het contact met het werkstuk verbroken is.
SCT mag niet worden gebruikt met gevulde draad.
Nabrandtijd
Nabrandtijd is de vertraging tussen het tijdstip waarop de lasdraad begint met remmen tot het tijdstip
waarop de stroombron de lasspanning uitschakelt.
Een te korte nabrandtijd resulteert na het lassen in een langere "draadpeuk". Er bestaat dan een kans
dat de draad in het stollende lasbad blijft steken.
Een te lange nabrandtijd resulteert in een kortere "draadpeuk", waarbij de kans bestaat dat de lasboog
in het lasmondstuk slaat.
0463 773 001
- 51 -
© ESAB AB 2023