160 Hoofdstuk 10 Navigatie onderweg
•
Als u de telefoon in een voertuig gebruikt, gebruik dan de houder om de
telefoon op z'n plek te monteren. Plaats de telefoon nooit op plekken die in
de volgende afbeelding zijn aangegeven:
1 Plaats het niet zodanig dat het zicht van de bestuurder wordt belemmerd.
2 Plaats het niet waar de airbags kunnen uitklappen.
3 Plaats de telefoon nergens in het voertuig zonder hem in de houder te plaatsen.
•
Wees voorzichtig bij het gebruik van het GPS-systeem. Gebruikers zijn
aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van nalatige bediening van
het systeem.
• Het gps-signaal kan niet door ondoorzichtige objecten heen.
Signaalontvangst kan belemmerd worden door obstakels zoals hoge
gebouwen, tunnels, bruggen, bossen, weer (regenachtige of bewolkte
dagen), enz. Als de voorruit van het voertuig metaal bevat, kan het gps-
signaal moeite hebben hier doorheen te komen.
• Andere draadloze communicatieproducten (zoals mobiele telefoons
of radardetectoren) in de buurt kunnen het satellietsignaal storen, wat
onstabiele signaalontvangst kan opleveren.