3 Monteren
De ideale meetopstelling voor de dichtheidsmeting is de montage op
een verticale leiding. De leidingdiameter moet minimaal 50 mm (1.97
in) zijn. De doorstroomrichting moet van beneden naar boven zijn.
Voor de montage zijn kleminrichtingen, houders en montageklemmen
ter beschikking.
Verticale leiding, 30° schuin, diameter 50 ... 100 mm
(1.97 ... 3.94 in)
Bij kleine leidingdiameters 50 ... 100 mm verdient een schuine door-
straling aanbeveling. Daarmee wordt het traject van de straal door
het medium verlengd en het meeteffect verbeterd. Hierbij is de als
optie mogelijke loodafscherming voor de detector aan te bevelen, om
invloeden van secundaire stralingsbronnen te vermijden.
Fig. 9: 30°-meetopstelling op een leiding met diameter 50 ... 100 mm
(1.97 ... 3.94 in)
Verticale leiding, diameter 50 ... 600 mm (1.97 ... 23.62 in)
Bij leidingdiameters 50 ... 600 mm is een rechte doorstraling mogelijk.
De radiometrische sensor kan naar keuze horizontaal of verticaal
gemonteerd worden.
17
SHLD1 • Stralingsbronhouder