Bedieningshandleiding
Veiligheidssensor
Elektrische gegevens:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e
Nominale bedrijfsstroom I
:
e
Vereiste nominale kortsluitstroom:
Smeltveiligheid (vermogenscontactor):
- variante met stekker:
Nominale isolatiespanning U
:
i
Nominale impulsspanningsvastheid U
Nullaststroom I
:
o
Reactietijd:
Risicotijd:
Veiligheidsklasse:
Overspanningscategorie:
Vervuilingsgraad:
EMC bestendigheid:
Elektromagnetische stoorstraling:
Veiligheidsingangen X1/X2:
Aanvaarde testimpulsduur op ingangssignaal:
- bij een testimpulsinterval van:
Classificatie:
Daling:
C1
Veiligheidsuitgangen Y1/Y2:
Spanningsval:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e1
Lekstroom I
:
r
Nominale bedrijfsstroom I
:
e1
Gebruikscategorie:
Nominale bedrijfsspanning/-stroom U
Testimpulsduur:
Testimpulsinterval:
Classificatie:
Bron:
C1
Diagnoseuitgang:
Spanningsval:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e2
Nominale bedrijfsstroom l
:
e2
Gebruikscategorie:
Nominale bedrijfsspanning/-stroom U
Capaciteit van de bedrading bij seriële diagnose:
2.6 Classificatie
Voorschriften:
PL:
Categorie:
PFH:
SIL:
Gebruiksduur:
24VDC-15%/+10%
(gestabiliseerde voeding)
Kabeldoorsnede van de
kabel in acht nemen:
32 VDC
:
imp
< 30 ms
< 60 ms
volgens IEC 60947-5-3
volgens IEC 60947-5-3
≤1,0ms
≥100ms
ZVEI CB24I
Bron:
C1
C2
maakfunctie, 2-kanalig,
p-schakeling, kortsluitvast
min. (U
< 0,5 mA
max. 0,25 A, afhankelijk
van de omgevingstemperatuur
DC-12, DC-13
/I
:
24 VDC / 0,25 A
e1
e1
≤1,0ms
1.000 ms
ZVEI CB24I
Daling:
C1
p-schakelend, kortsluitvast
min. (U
max. 0,05 A
DC-12, DC-13
/I
:
24 VDC / 0,05 A
e2
e2
max. 50 nF
ISO 13849-1, IEC 61508, IEC 62061
3,6 x 10
geschikt voor toepassingen in SIL 3
3. montage
3.1 Algemene montage-instructies
0,6 A
100 A
Neem ook de opmerkingen van de normen ISO 12100,
ISO 14119 en ISO 14120 in acht.
2,0 A
De component kan in willekeurige positie gemonteerd worden.
De enige voorwaarde is dat de actieve oppervlakken van de
800 V
veiligheidssensor en de bediensleutel zich tegenover elkaar bevinden.
0,1 A
De behuizing van de sensor mag niet als aanslag gebruikt worden. Het
actieve oppervlak van de veiligheidssensor is ofwel het zijvlak met het
typeplaatje of het ronde frontvlak. De veiligheidssensor mag uitsluitend
II
indezekereschakelafstanden≤s
III
3
De veiligheidssensor en de bediensleutel CST 34-.-1 of CST 34-S-2
worden met geïntegreerde montageplaat geleverd. De montageplaten
zijn voorzien van draaibare sleufgaten, waardoor de horizontale
en verticale speling tijdens de montage uitgelijnd kan worden. De
bevestiging gebeurt met M4 schroeven.
De veiligheidssensor en de bediensleutel kunnen met verschillende
aanlooprichting op de montageplaat geklikt worden. Beide onderdelen
C3
worden met een bevestigingsbeugel gefixeerd.
De bediensleutels moeten via geschikte maatregelen
< 1 V
(gebruik van eenwegschroeven, lijmen, uitboren van de
- 1 V)
schroefkoppen, borgen met pennen) onlosmakelijk aan
e
de beschermvoorziening bevestigd worden en tegen
verschuiven beveiligd worden.K
De montageplaten moeten na de bevestiging met pennen
geborgd worden. Met het oog op de bescherming
tegen manipulatie moeten de bevestigingsbeugels
via de meegeleverde borgpennen geborgd worden.
De bediensleutels CST-S-3 en CST 180 moeten via
eenwegschroeven of door montagemaatregelen tegen
manipulatie beschermd worden.
< 5 V
Bijeenomgevingstemperatuurvanmeerdan55°Cmoet
– 5 V)
de veiligheidssensor zodanig gemonteerd worden dat hij
e
beschermd is tegen onvrijwillige aanraking door personen.
Om verwisseling met de CSS 34 zonder relais terugkoppeling
uit te sluiten moet na de elektrische aansluiting een
functietest (zie pag. 5) uitgevoerd worden.
Om een wederzijdse beïnvloeding en een reductie van de
e
schakelafstanden te vermijden, moeten de volgende opmerkingen in
4
acht genomen worden:
-9
/ h
Minimumafstand tussen twee veiligheidssensoren: 100 mm
20 jaar
NL
CSS 34F0
CSS 34F1
en≥s
gebruikt worden.
ao
ar
3