EXPANSIEVENTIEL
Klep die de druk van het koudemiddel verlaagt, waarna de temperatuur
van het koudemiddel zakt.
FILTERTIJD
Geeft de tijd aan waarover de gemiddelde buitentemperatuur is berekend.
HUISHOUD-WARMTAPWATER
Het water waarmee men bijvoorbeeld een douche neemt.
KOUDEMIDDEL
Substantie die in een gesloten circuit van de warmtepomp circuleert en
die door drukveranderingen verdampt of condenseert. Tijdens het ver-
dampen absorbeert het koudemiddel warmte-energie en tijdens het
condenseren geeft het koudemiddel warmte-energie af.
LUCHTUITLATEN
Openingen, normaal gesproken in het plafond in de keuken/badkamer/in-
bouwkast die de lucht afvoeren naar de F370.
MENGKLEP
Een klep die koud water mengt met het warme water dat de ketel verlaat.
NOODSTAND
Een stand die met de schakelaar kan worden geselecteerd in het geval
van een storing. Hierdoor stopt de compressor. Wanneer de warmtepomp
in de noodstand staat, wordt het gebouw en/of het warmtapwater ver-
warmd met een elektrische bijverwarming.
OVERSTORTVENTIEL
Een klep die opent en een kleine hoeveelheid vloeistof doorlaat indien
de druk te hoog is.
PRESSOSTAAT
Drukschakelaar die een alarm laat afgaan en/of de compressor stopt,
indien er een druk ontstaat in het systeem die niet is toegestaan. Een
hogedrukpressostaat wordt geactiveerd wanneer de condensdruk te
groot wordt. Een lagedrukpressostaat wordt geactiveerd wanneer de
verdampingsdruk te laag is.
NIBE F370
Hoofdstuk 6 | Verklarende woordenlijst
75