Figuur 5.7.1
Meten gas-lucht verhouding
Honeywell gasregelblok
Instelschroef
gas-lucht
verhouding
1
1
2
3
2
4
5
3
6
7
4
8
9
24 VAC
5
- max 6 VA
10
0
11
24 VAC
6
12
7
13
14
Figuur 5.7.2
Servicemode
Stap 2:
Service-knop
indrukken tot " Y "
in display verschijnt
Stap 3:
Stel het gewenste vermogen in
met de middelste potmeter
Type UBA 4000
Max. safety time: 10 sec.
220-240 Vac 50 Hz
DIN DVGW nr: 93.01bNF"S"
CE REG NR: 63A05280
90
1 1 1kW
40
10
1
10
Stap 1:
1
zet de testschakelaar omhoog
1
2
Installatie-instructie Nefit EcomLine HR 11 Toestel
5.
IN BEDRIJF STELLEN
5.6
Controle gasvoordruk
Bij het in bedrijf nemen van het toestel dient de gasvoordruk gecontroleerd te
worden. Ga hiervoor als volgt te werk:
1. Sluit de + van drukmeter aan op het meetpunt voordruk van het gasregel-
blok (zie figuur 5.3.1).
2. Wanneer het toestel buiten bedrijf is behoort de voordruk nominaal 25
mbar te zijn.
3. Zet voldoende radiatoren open en breng het toestel in de servicemode
volgens figuur 5.7.2. Draai de middelste instelpotmeter op stand 10.
4. Wanneer de voordruk meer dan 5 mbar afwijkt, controleer dan de gasin-
stallatie voor het toestel en neem eventueel contact op met Energiebedrijf
over de afstelling van de huisdrukregelaar.
5. Sluit na de drukmeting de drukmeetnippel goed af en controleer deze op
gasdichtheid.
5.7
Controle en afstellen gas-lucht verhouding
De gas-lucht verhouding is in de fabriek gecontroleerd en afgesteld. Een ver-
459136
keerd afgestelde gas-lucht verhouding kan leiden tot start- of geluidsproble-
men. Ga voor het controleren en afstellen van de gas-lucht verhouding als
volgt te werk:
Let op: Nulpunt drukmeter instellen
Voordat u de gas-lucht verhouding controleert dient het nulpunt van de
drukmeter ingesteld te worden. Voordat u het nulpunt gaat instellen dient
de drukmeter enige tijd te geven om dezelfde temperatuur aan te nemen
als de omgeving. Houd tijdens het instellen de meter in dezelfde stand als in
de stand waarmee u gaat meten.
1. Neem het toestel buiten bedrijf door de netstekker uit de wandcontact-
doos te nemen.
2. Stel op de juiste wijze het nulpunt van de drukmeter in (zie bovenstaande
opmerkingen).
3. Sluit de drukmeter aan volgens figuur 5.7.1. Voor het aansluiten van de
meter bent u een T-stuk en drie slangen nodig.
4. Breng het toestel in de servicemode volgens figuur 5.7.2.
5. Draai de middelste instelpotmeter op stand 1.
6. Het gemeten drukverschil dient te liggen tussen de 0 Pa (0,00 mbar) en -10
Pa (-0,10 mbar). De optimale waarde is -5 Pa (-0,05 mbar).
7. Indien het drukverschil te veel afwijkt kan dit gecorrigeerd worden met de
instelschroef op het gasregelblok (zie figuur 5.7.1).
8. Zet de testschakelaar weer op stand 0 en de middelste instelpotmeter
terug in de oorspronkelijke stand.
9. Ontkoppel de drukmeter en sluit de drukmeetnippels weer goed af, con-
troleer deze op gasdichtheid. Breng de overige aansluitingen weer terug in
oorspronkelijke staat.
294007
5-3