B2 Toetsbezetting
a) Toets "H"
Bij elke (korte) toetsdruk, welke bevestigd wordt met een akoestische "piep"
schakelt u de Hold-functie aan of uit. Hold betekent, dat de meetwaarde
vastgehouden ("bevriezen") wordt, tot de functie uitgeschakeld wordt. Deze
functie wordt door een symbool "H" rechtsboven op het display aangeduid.
Aanwijzing!
Zodra de functie HOLD geactiveerd wordt, is de toets "RESET"
buiten werking.
b) Toets "SELECT"
Met deze toets kan overgeschakeld worden op de gekleurde functies rond
de draaischakelaar (b.v. van AC "~" naar DC "=" of van "Ω" naar "
naar "
" of naar "
").
c) Toets "RESET"
Met deze toets kan via de "Referentiewaardemeting" de weergave op
"00:00" gezet worden. Deze functie is bijzonder geschikt bij een
weerstandsmeting in het laagohmige bereik omdat zich hierdoor de
eigenweerstand van de meetsnoeren laat compenseren.
De functie wordt ingeschakeld door het drukken op de toets "RESET".
Hierna verschijnt het delta-symbool rechts boven de meetwaarde. Deze is nu
het verschil tussen de momenteel gemeten waarde en de referentiewaarde.
U verlaat deze functie door opnieuw op de toets RESET te drukken of door
omschakelen van de toets SELECT of draaischakelaar.
Aanwijzing!
De referentiewaardemeting kan bij de weerstandsmeting alleen
ingeschakeld worden wanneer er geen OL voor overload = overloop
aangeduid wordt. Hetzelfde geldt bij een doorgangstest.
d) Draaischakelaar
In een halve cirkel rond deze schakelaar vindt u navolgende meetfuncties:
V =~
= gelijk- en wisselspanningsmeting
= weerstandsmeting, diodetest, doorgangstest,
Ω
capaciteitsmeting
Hz
= frequentiemeting
µA=~
= gelijk- en wisselstroommeting in microampère
10
mA=~
A=~
CHARGE 230V MAX
CHARGE 9-12V =~
c) Gebruikspositie
Gebruik de multimeter altijd zo dat u het LCD (liquid cristal display) kunt aflezen
resp. het display naar boven wijst. Voor het gemakkelijk aflezen kan de meter
via de op de achterkant uitklapbare beugel opgesteld worden.
Uitvoeren van metingen
" of
A Spanningsmeting (DC, AC)
Let op!
Overschrijd in geen geval de max. toegelaten ingangsgroottes, ook
niet bij het meten van interfererende gelijkspanningen (b.v.
bromspanningen). Max. 1000 VDC resp. 750 VACrms,
Raak geen schakelingen of delen van schakelingen aan, als u
spanningen boven de 25 VACrms of 35 VDC daarin meet.
Voor het meten van spanningen handelt u als volgt (let op de afbeeldingen):
1.
Zet de draaischakelaar op V=~.
2.
Kies met de toets "SELECT" de te meten spanning, AC of DC.
3.
Verbind het zwarte meetsnoer met de COM-bus en het rode meetsnoer
met de "HzVΩ"-bus.
4.
Verbind nu de meetpunten met het te meten object (last, schakeling,
enz.). De gemeten spanning wordt weergegeven.
De ingangsweerstand (impedantie) bedraagt in het mV-bereik ca. 4000
MOhm, in de overige bereiken (automatische omschakeling) 10 MOhm, bij
een ingangscapaciteit van minder dan 100 pF. Als er voor te betreffende
meetwaarde een "-" (minus)-teken verschijnt, is de gemeten (gelijk-) span-
ning negatief, of de meetsnoeren zijn verwisseld.
= gelijk- en wisselstroommeting in milliampère
= gelijk- en wisselstroommeting in ampère
= laden met max. 230V wisselspanning
= laden met minimaal 9 tot maximaal 12V gelijk-
of wisselspanning
11