AANSLUITING SCHOUW
Werking afhankelijk van de omgevingslucht
(Installatie type B23)
Voor de ventilatie van de installatie is het nodig om - in overeenstemming met de regelgeving
inzake verbranding - het volgende te voorzien: een ventilatieopening die uitgeeft in de vrije
ruimte van het lokaal met een minimale diameter van 150 cm2 of een verbinding met andere
ruimten voor het toevoeren van de verbrandingslucht.
Om een maximaal akoestisch comfort
te verkrijgen, is het raadzaam:
- De ketel op een stevige ondergrond
te plaatsen (bijvoorbeeld betonplaat)
in plaats van op een holle basis
(bijv. betonblokken) die voor een
resonantievolume kunnen zorgen.
- Ontkoppel de verwarmingsketel van
de waterkring van het systeem door een
slang aan te sluiten op de uitgaande
en inkomende kring, waarbij u er moet
op letten dat de aansluitingen van
de slangaansluitingen niet zijn uitgerekt
of verdraaid.
- Aarzel niet om de diameter van
de rookgaskanalen (minimumdiameter
80 mm) te verhogen.
- Plaats het rookgaskanaal op een zekere
afstand van de schouwmuur, door het
tussenvoegen van een flexibele isolerende
wand tussen het kanaal en de wand om
de overdracht naar de wand te voorkomen
van onvermijdelijke trillingen ten gevolge
van de vlam wanneer de ketel werkt.
Meetopening
De metingen van de rookgassen
worden uitsluitend uitgevoerd bij de
meetopening.
Bij normale werking van de ketel moet
deze opening steeds worden afgedicht.
NL
Installatie
B 23
N2 Condens: 664Y5000 • D
L
25