• Zorg ervoor dat voedingskabels voor externe apparatuur niet verstrengeld zijn met de voedings-
of gegevenskabels van deze apparaten.
• Plaats één of meer onderdrukkingsferrieten voor hoge frequenties op het apparaat dat
elektromagnetische interferentie uitstraalt. De ferriet(en) moet(en) geclassificeerd zijn voor het
bereik van 100 MHz tot 2,5 GHz en moet(en) worden aangebracht op de voedingskabel en andere
kabels die uit het apparaat komen die EMI uitstralen, zo dicht mogelijk in de buurt van de plaats
waar de kabel uit het apparaat komt.
Veilige afstand tot kompas
Bij het kiezen van een geschikte plaats voor uw product zou u moeten proberen een zo groot
mogelijke afstand te houden tussen het product en eventuele kompassen. Deze afstand dient
minimaal 1 m (3 ft) te zijn in alle richtingen. Voor kleinere schepen kan deze afstand mogelijk niet
worden aangehouden. In dat geval dient u ervoor te zorgen dat het kompas niet wordt gestoord
door het product wanneer het is ingeschakeld.
Montage van de antenne en EME-blootstelling
Zorg ervoor dat uw marifoonantenne is aangesloten voordat u begint met zenden.
Raymarine® verklaart een radius voor Maximaal Toelaatbare Blootstelling (Maximum Permissible
Exposure, MPE) van 1,8 meter (5,9 ft) voor dit systeem, uitgaande van een uitvoer van 25 watt naar
een omnidirectionele antenne met een versterking van 3dBi of minder.
Voor vaartuigen met een daarvoor geschikte constructie moet de antennebasis ten minste 3,8 meter
(12,5 ft) boven het hoofddek zijn geplaatst om te voldoen aan de MPE voor personen tot een lengte
van 2 meter (6,6 ft). Voor vaartuigen zonder een dergelijke constructie moet de antenne zo worden
gemonteerd, dat de verticale afstand tussen de basis ervan en de hoofden van alle personen ten
minste 1,8 meter (5,9 ft) is.
De antenne moet worden geïsoleerd ten opzichte van de metalen constructie van het schip met
behulp van een geïsoleerde (bijv. kunststof) montagebeugel.
3.2 EMC-installatierichtlijnen
Apparatuur en accessoires van Raymarine® voldoen aan de toepasselijke regels voor
Elektromagnetische Compatibiliteit (EMC) om elektromagnetische interferentie tussen apparatuur en
het effect daarvan op de prestaties van uw systeem te minimaliseren.
Correcte installatie is vereist om te garanderen dat EMC-prestaties niet nadelig worden beïnvloed.
Opmerking:
In gebieden met extreme EMC-interferentie, kan enige lichte interferentie worden
waargenomen.Wanneer dit gebeurt, dient de afstand tussen het product en de bron van de
interferentie te worden vergroot.
Voor optimale EMC-prestaties adviseren wij waar mogelijk het volgende:
• Raymarine®-apparatuur en daaraan aangesloten kabels dienen:
– ten minste 1 m (3 ft) verwijderd te worden gehouden van apparatuur of kabels die radiosignalen
verzenden of dragen, zoals VHF-radio's, kabels en antennes. In het geval van SSB-radio's
dient u de afstand te vergroten tot 2 m (7 ft).
– meer dan 2 m (7 ft) verwijderd te worden houden van het pad van een radarstraal. Een radarstraal
wordt normaal gesproken tot 20 graden boven en onder het stralingselement verspreid.
• Het product wordt gevoed via een andere accu dan de accu die wordt gebruikt voor het starten
van de motor. Dit is van belang voor het voorkomen van fouten en verlies van gegevens, hetgeen
kan optreden als de motor niet met een aparte accu wordt gestart.
• Er worden alleen door Raymarine® gespecificeerde kabels gebruikt.
• Kabels niet afknippen of verlengen, tenzij dit in de installatiehandleiding nauwkeurig wordt
beschreven.
Installatie
31