Onderhoud
WAARSCHUWING: Gebruik uw meter niet totdat het batterijdeksel op een correcte manier is
bevestigd.
Dit apparaat is ontworpen om jarenlang een zorgeloze service te leveren, als de volgende
verzorgingsinstructies worden uitgevoerd:
1.
Houd de meter droog en stofvrij.
2.
Gebruik en berg de meter op in ruimten met een normale temperatuur. Extreme
temperaturen kunnen de levensduur van de elektronische componenten verkorten en de plastic
onderdelen kunnen vervormen of smelten.
3.
Wees voorzichtig tijdens het gebruik van de meter en vermijd schokken en trillingen.
Laat de meter niet vallen want dit kan de behuizing of de elektronische componenten
beschadigen.
4.
Houd de meter schoon. Maak de behuizing regelmatig schoon met een vochtige doek.
Gebruik GEEN chemische middelen, schoonmaak- en ontvettingsmiddelen.
5.
Gebruik uitsluitend nieuwe batterijen van hetzelfde type. Verwijder oude of uitgeputte
batterijen zodat deze niet kunnen lekken of de meter kunnen beschadigen.
6.
Als de meter voor een lange periode wordt opgeborgen, berg de batterijen afzonderlijk op
om schade aan het apparaat te vermijden.
Installatie en vervanging van de batterij
Vervang de twee (2) 'AAA' batterijen zodra het lege batterijsymbool op het display verschijnt of als
het display niet wordt ingeschakeld.
1.
Schakel het instrument uit alvorens de batterijen te vervangen.
2.
Verwijder het batterijdeksel achteraan het instrument door het gegroefde slot op de meter naar
de achterzijde van de meter te schuiven.
3.
Vervang de twee (2) 'AAA' batterijen en let hierbij op de juiste polariteit.
4.
Plaats het batterijdeksel terug.
5.
U, als de eindgebruiker, bent wettelijk verbonden (Batterij-voorschrift) om alle gebruikte
batterijen en accumulatoren in te leveren; deze weggooien met het huishoudelijk afval is
verboden!
U kunt uw gebruikte batterijen / accumulatoren inleveren bij de inzamelpunten van uw
gemeente of overal waar batterijen / accumulatoren worden verkocht!
Verwijdering: Volg alle wettelijke aanwijzingen wat betreft de verwijdering van het toestel
aan het einde van zijn levensduur.
Weergegeven foutcodes
204 – Berekeningsfout (Voer de procedure opnieuw uit)
208 – Ontvangen signaal te zwak (Gebruik doelplaat)
209 – Ontvangen signaal te sterk (Doel te weerspiegelend, gebruik doelplaat)
252 – Hoge temperatuur (Koel het instrument af)
253 – Lage temperatuur (Warm het instrument op)
255 – Hardwarefout (Lever het instrument in voor reparatie)
Moersleutelsymbool – Hardwarefout (Lever het instrument in voor reparatie)
9
DT300 EU-NL-V1.2-5/12