DE AFSTANDSBEDIENING GEBRUIKEN
Na het ontgrendelen
knippert het rode LED-
lampje en kan de sensor
met de afstandsbediening
aangepast worden.
Als er verschillende sensoren zijn, is het aan te raden een andere toegangscode te gebruiken voor iedere sensor om
zo te voorkomen dat de instellingen op alle sensoren tegelijkertijd gewijzigd worden.
EÉN OF MEER INSTELLINGEN WIJZIGEN
EEN WAARDE CONTROLEREN
AFSTELLEN DETECTIEVELD
verhogen/verlagen van het detectieveld van 1 cm.
INLEREN
* zie het inleerproces op pagina 6.
8
Als het rode lampje snel knippert na ontgrendeling,
moet u een toegangscode van 1 tot 4 cijfers ingeven.
Als u de toegangscode niet weet, moet u
de stroomtoevoer onderbreken en weer
inschakelen. Gedurende 1 minuut heeft u dan,
zonder code, toegang tot de sensor.
Om een aanpassingssessie te
beëindigen, moet u de sensor
altijd vergrendelen.
x
x = aantal keer knipperen = waarde van instelling
2x
1x
3x
Starten detectieveld Inleren*
Starten omgevingsinleerproces*
= veldbreedte: 2,35 m
1x
5x