De camera stelt scherp op onderwerpen in de verte, zodat u weidse landschappen kunt
fotograferen.
Opmerking
• De flitser wordt vast ingesteld op gedwongen uit [ o ].
• Het scherpstelbereik is 5 m tot 7.
Hiermee kunt u snel bewegende onderwerpen (bijvoorbeeld buitensporten) fotograferen.
Opmerking
• Geschikt voor daglichtopnamen, 5 m of verder weg van het onderwerp.
• [i.AUTO] is geactiveerd.
Hiermee fotografeert u het onderwerp met een natuurlijke helderheid met de flitser en een lange
sluitertijd.
Techniek voor nachtportretmodus
• Gebruik de flitser. (U kunt deze instellen op [ [ ].)
• Gebruik vanwege de lange sluitertijd een statief en de zelfontspanner voor de beste
resultaten.
• Laat het onderwerp na het maken van de foto nog ongeveer 1 seconden stilstaan.
• Draai de zoomhendel naar Wide (1 ×), ongeveer 1,5 m van het onderwerp.
Opmerking
• Het scherpstelbereik is 1,2 m tot 5 m.
• Bij het fotograferen op donkere locaties kan ruis zichtbaar worden.
• De standaardinstelling voor [AF MODE] is [ 3 ].
Geavanceerd opnemen
r [LANDSCHAP]
t [SPORT]
y [NACHTPORTRET]
- -