Zie voor meer informatie over de instellingen van het menu [OPNAME] P21.
Door het onderwerp te belichten met de AF-assistentielamp kan de camera onder slechte
lichtcondities scherpstellen.
Instellingen waarvoor deze gelden: 1 5
[OFF]: De AF-assistentielamp gaat niet aan.
[ON]: Als u op donkere locaties fotografeert, gaat de AF-assistentielamp branden als u de
ontspanknop half indrukt. (Nu worden grotere AF-gebieden weergegeven.)
Opmerking
• Het effectieve bereik van de AF-assistentielamp is 1,5 m.
• Als u de AF-assistentielamp A niet wilt gebruiken (bijvoorbeeld
wanneer u een foto maakt van dieren op een donkere plek), stelt u de
[AF ASS. LAMP] in op [OFF]. In dit geval wordt het moeilijk om scherp
te stellen op het onderwerp.
• De AF-assistentielamp staat vast ingesteld op [OFF] in
[ZELFPORTRET], [LANDSCHAP], [NACHTL. SCHAP],
[ZONSONDERG.], [VUURWERK] en [LUCHTFOTO] in de [SCÈNE
MODE].
Zie voor meer informatie over de instellingen van het menu [OPNAME] P21.
Hiermee stelt u het jaar, de maand, de datum en het tijdstip in.
Deze instelling werkt precies hetzelfde als [KLOKINST.] in het menu [SET-UP].
Geavanceerd opnemen
W [AF ASS. LAMP]
n [KLOKINST.]
- -